Now showing items 1-20 of 3398

    • Parallelle economie

      Kruisbergen, E.; Soudijn, M.; Hooijmaaijers, S.; IJmker, S.; Veldhuizen, A. van; Darmont, E.; Schmitz, M.; Gorsira, M.; Verburgh, T.; Rijs, J. van (WODC, 2024-11-08)
      In de parallelle economie vinden (financieel-)economische activiteiten plaats die geheel of gedeeltelijk buiten overheidsregulering om gaan. Dat kan gebeuren om ideologische redenen, zoals afwijzing of verzet tegen de bestaande (economische) maatschappij. Maar er zijn ook minder verheven motieven te onderkennen, zoals simpelweg het willen vermijden van het reguliere betalingsverkeer en het bijbehorende toezicht, omdat er crimineel geld in het spel is. In dit nummer van Justitiële verkenningen wordt toegelicht welke verschijningsvormen er zijn van parallelle economische activiteiten en worden een aantal aspecten ervan nader besproken. INHOUD Inleiding Edwin Kruisbergen en Melvin Soudijn - Parallelle economie: Over ontwijken van en verzet tegen regulier financieel-economisch verkeer – een introductie Sjoerd Hooijmaaijers en Sander IJmker - De illegale economie en nationaal inkomen Melvin Soudijn - Waarom de groothandel in verdovende middelen niet zonder ondergrondse bankiers kan Adriaan van Veldhuizen en Eline Darmont - Los van het geld: soevereinen en het financiële systeem Michael Schmitz - Trade Based Money Laundering: uitdagingen en ontwikkelingen binnen de opsporing Madelijne Gorsira - Geconstrueerd vertrouwen: Een dossieronderzoek naar crimineel misbruik van de trustsector Thijmen Verburgh en Jocelyn van Rijs - De vermenging van ideologie en criminaliteit bij cryptovaluta Summaries
    • Drie jaar legaal online gokken - Evaluatie van de Wet Kansspelen op afstand

      Blom, T.; Boiten, M.; Hanswijk, M.; Stone, S.; Crielaard, J.; Bongers, F. (Dialogic, 2024-11-05)
      Het doel van dit onderzoek is om inzicht te geven in een aantal aspecten van de Wet Kansspelen op afstand (Wet Koa). Hierbij gaat het om: De mate en wijze van uitvoering van maatregelen die in de Wet Koa staan. De bedoelde en onbedoelde effecten van de Wet Koa. De attitude van verschillende stakeholdergroepen ten aanzien van de Wet Koa en de uitvoering en effecten daarvan. De mogelijkheden om de huidige wet- en regelgeving en uitvoeringspraktijk te verbeteren. INHOUD Introductie van de evaluatie Beleidsgeschiedenis online kansspelen De beleidslogica van de Wet KOA De Nederlandse online kansspelmarkt De uitvoeringspraktijk van de Wet KOA Toezicht en handhaving De beoogde en neveneffecten van de Wet KOA Conclusies, lessen en aanknopingspunten om te verbeteren
    • Met beleid vooruit? - Wat betekent het opvang-, inburgerings- en spreidingsbeleid voor ontwikkelingen in de positie en leefsituatie van statushouders?

      Dagevos, J.M. (red.); Maliepaard, M. (red.); Mooij-Schep, M. de (red.); Schans, D.; Nooitgedagt, W.; Barsegyan, V.; Negash, S.M.; Driessen, Z.; Hogendoorn, B.; Huisman, C.; et al. (Erasmus Universiteit Rotterdam, 2024-11-04)
      Wat is het effect van het inburgeringsbeleid op integratie van Syrische vluchtelingen die hier nu al 7 tot 10 jaar wonen? Het blijkt dat een inburgeringtijd met veel participatie, zoals taallessen en (vrijwilligers)werk, leidt tot betere beheersing van de Nederlandste taal. En als gevolg daarvan: het vinden van een betaalde baan. Het spreidingsbeleid zorgt dat statushouders niet onnodig langer in de opvang hoeven blijven. Wat zou leiden tot een lager taalniveau, net als veel verhuizingen in die periode. Wel zorgt de spreidingswet voor verschil in kansen op een betaalde baan, omdat niet in elke regio evenveel (geschikte) banen te vinden zijn. INHOUD Inleiding Ontwikkelingen in de taalverwerving van Syrische Nederlanders (Niet) langer afhankelijk? De effecten van opvang- en inburgeringsbeleid op de uitstroom uit de bijstand naar werk onder statushouders De invloed van (on)succesvolle inburgering op de positie op de arbeidsmarkt De ontwikkeling van psychische gezondheid van Syrische oorlogsvluchtelingen in Nederland Ervaren uitsluiting en de invloed van beleidsfactoren Ongelijke baankansen als gevolg van spreidingsbeleid: welke ontwikkelingen zijn er over de tijd? De invloed van de plaatsingsgemeente op sociale contacten van Syrische statushouders
    • Evaluatie pilot kleinschalige detentievoorziening Middelburg

      Kuin, M.; Berg, B. van den; Bastiaansen, C.; Raaijmakers, N. (Regioplan Beleidsonderzoek, 2024-10-25)
      De Kleinschalige Voorziening Middelburg (KVM) is een pilot die in 2020 operationeel geworden is. Het is een detentievoorziening voor mannelijke zelfmelders met een straf(restant) van maximaal één jaar. De detentievoorziening is gericht op zelfmelders die voorafgaand aan de detentie werkten aan een delictvrij en geïntegreerd leven en gemotiveerd zijn dat tijdens detentie te blijven doen. In de KVM wordt het strafdoel vergelding gecombineerd met behoud van positieve leefgebieden. Daartoe krijgen zelfmelders de mogelijkheid om hun werk of andere zinvolle (gestructureerde) dagbesteding tijdens detentie voort te zetten. Het onderzoek heeft als doel om de populatie, de uitvoering en ervaringen en de lessen die hieruit te trekken zijn in kaart te brengen. Daarvoor zijn de werkzame mechanismen van de kleinschalige, regionale en open detentievorm van KVM inzichtelijk gemaakt, de kenmerken en de leefsituatie van de gedetineerden in de KVM onderzocht, de ervaringen van professionals, (ex-)gedetineerden en overige betrokkenen verzameld, ontwikkelingen sinds 2021 verkend en mogelijkheden voor verbetering en continuering van de KVM geïnventariseerd. De evaluatie beantwoordt de volgende onderzoeksvragen: Wat is er in de wetenschappelijke literatuur bekend over de werkzame mechanismen van kleinschalige, regionale en open vormen van detentie? En in hoeverre worden die inzichten toegepast in de pilot KVM? Hoe zien de populatie en het verloop van gedetineerden in de KVM eruit? Wat was de ontwikkeling in de leefsituatie (werk/inkomen/huisvesting/zorg etc.) en de DJI-leefgebieden van de zelfmelders in de KVM, tussen het moment van in- en uitstroom? Wat zijn de ervaringen van professionals met de KVM? Wat zijn de ervaringen van gedetineerden met de KVM? Wat zijn de ervaringen van andere betrokkenen met de KVM? Hoe verhouden de leefsituatie en ervaringen zoals bedoeld in vraag 3, 4, 5 en 6 zich tot de populatie en het verloop van gedetineerden van de KVM uit vraag 2? Welke ontwikkelingen zijn er gelet op de hindernissen, succesvolle onderdelen en leerpunten, zoals genoemd in de plan- en procesevaluatie uit 2021? Welke veranderingen zijn nodig voor het verbeteren of continueren van de werkwijze van de KVM? INHOUD Inleiding Achtergrond en opzet KVM Werkzame mechanismen Kenmerken en ontwikkelingen populatie Uitvoering en ervaringen Samenvatting en conclusie
    • National Risk Assessment on Terrorist Financing for the Netherlands 2023

      Veen, H.C.J. van der; Heuts, L.F. (WODC, 2024-10-24)
      The Dutch policy for the prevention and combat1 of terrorist financing is based on the recommendations of the Financial Action Task Force (FATF) and regulations of the European Union (EU). As a member of the FATF, the Netherlands is bound by the recommendations of this intergovernmental body aimed at taking preventive and repressive measures against money laundering and terrorist financing, measures with regard to national legal systems and international cooperation. For the EU member states, most of the FATF recommendations have been converted into several successive Anti-Money Laundering Directives. Based on these directives, the EU member states must implement a risk-oriented policy against money laundering and terrorist financing and establish a National Risk Assessment (NRA). For the Netherlands, the implementation of the NRA is laid down in the Money Laundering and Terrorist Financing Prevention Act (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, Wwft). The risk analysis carried out for the NRA covers the period January 2020 to June 2023.The NRA has a fivefold purpose: identifying the terrorist financing threats with the greatest potential impact (i.e. the greatest terrorist financing threats); determining the level of potential impact of the greatest terrorist financing threats; determining the level of resilience of the policy instruments for the prevention and/or repression of the greatest terrorist financing threats; providing insight into the nature and mechanisms of the greatest terrorist financing threats; and determining the risk level of the greatest terrorist financing threats by comparing the potential impact of the threats and the resilience of the policy instruments. CONTENT Introduction Research methodology What makes the Netherlands vulnerable to terrorist financing? Greatest terrorist financing threats Resilience of the policy instruments Conclusions
    • National Risk Assessment on Money Laundering for the Netherlands 2023

      Veen, H.C.J. van der; Heuts, L.F. (WODC, 2024-10-24)
      The Dutch policy for the prevention and repression of money laundering is based on the recommendations of the Financial Action Task Force (FATF) and regulations of the European Union (EU). As a member of the FATF, the Netherlands is bound by the recommendations of this intergovernmental body aimed at taking preventive and repressive measures against money laundering and terrorist financing, measures with regard to national legal systems and international cooperation. For the EU member states, most of the FATF recommendations have been converted into several successive Anti-Money Laundering Directives. Based on these directives, the EU member states must implement a risk-oriented policy against money laundering and terrorist financing and establish a National Risk Assessment (NRA). For the Netherlands, the implementation of the NRA is laid down in the Money Laundering and Terrorist Financing Prevention Act (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, Wwft). The risk analysis carried out for the NRA covers the period January 2020 to June 2023. The NRA has a fivefold purpose: identifying the money laundering threats with the greatest potential impact (i.e. the greatest money laundering threats); determining the level of potential impact of the greatest money laundering threats; determining the level of resilience of the policy instruments for the prevention and/or repression of the greatest money laundering threats; providing insight into the nature and mechanisms of the greatest money laundering threats; and determining the risk level of the greatest money laundering threats by comparing the potential impact of the threats and the resilience of the policy instruments. CONTENT Introduction Research methodology What makes the Netherlands vulnerable to money laundering? Greatest money laundering threats Resilience of the policy instruments Conclusions
    • Strafverhogingen bij Veilige Publieke Taak-delicten - Hoe voor VPT-feiten strafeisen en straffen worden bepaald

      Abraham, M.; Piepers, N.; Wilde, B. de; Krouwel, L. (medew.); Bos, D. (medew.) (DSP-groep, 2024-10-23)
      Delicten tegen medewerkers met een publieke taak worden aangeduid met de term VPT-delicten, waarbij VPT staat voor Veilige Publieke Taak. Een uitgangspunt van het VPT-beleid is dat agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak streng moet worden bestraft. Dit onderzoek beoogt inzicht te bieden in de wijze waarop strafeisen en straffen door officieren van justitie en rechters worden bepaald voor VPT-feiten. Het doel is om inzicht te geven in de straffen – de strafsoort (en modaliteit) en strafhoogte - die worden geëist en opgelegd bij VPT-feiten en de mate waarin strafverhogingen worden toegepast. INHOUD Inleiding Beknopte schets van beleidsmatige context Normatief kader Bepaling van straffen en strafeisen door officieren van justitie: interviews Straftoemeting door rechters: interviews Straftoemeting door rechters: jurisprudentieonderzoek Straftoemeting door rechters en officieren van justitie: data-analyse Conclusies en discussie
    • Het gedragen kind - Prevalentie en Praktijk van Draagmoederschap in Nederland

      Zon, K.A.M. van der; Smeets, D.J.H.; Youssef, D. (medew.); Klootwijk, A.J. (medew.) (Universiteit Leiden, 2024-10-17)
      Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de prevalentie van draagmoederschap in Nederland in de periode van 2017 tot en met 2022 en de karakteristieken van deze draagmoederschapstrajecten. De centrale vraagstelling van dit onderzoek is tweeledig: Prevalentie van draagmoederschapstrajecten: Wat is de prevalentie van draagmoederschap in Nederland in de periode 2017-2022? Hierbij wordt ook gekeken naar verschillende soorten trajecten en routes om juridisch ouderschap en gezag te regelen. Praktijk van draagmoederschapstrajecten en ervaringen van betrokkenen: Hoe zien draagmoederschapstrajecten eruit in de huidige situatie? Hierbij zal zowel worden gekeken naar de feitelijke vormgeving van trajecten en knelpunten daarbij, als naar de ervaringen van betrokkenen bij het traject. INHOUD Inleiding Methoden Prevalentie van draagmoederschap in Nederland Totstandkoming en verloop trajecten Juridische routes bij draagmoederschap Bescherming van betrokkenen Kinderen geboren via draagmoederschapstrajecten Slotbeschouwing
    • De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in 2022 - Kenmerken van uitspraken tot opleggingen en tenuitvoerleggingen

      Broek, T. van den; Klooster, S.A.A. van 't; Nagtegaal, M.H. (WODC, 2024-10-16)
      Dit rapport beschrijft de kenmerken van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen (GVM’s) in 2018 tot en met 2022. De GVM is een van de drie onderdelen van de Wlt en geldt vanaf 1 januari 2018. Met deze zelfstandige toezichtmaatregel kan toezicht worden gehouden na afloop van een gevangenisstraf en/of tbs-maatregel. De onderzoeksvragen gaan over het aantal opleggingen, kenmerken van de opleggingen, adviezen van de reclassering en het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) en de argumentatie van de rechtbanken en hoven. Ook zijn kenmerken vastgelegd van uitspraken over de tenuitvoerlegging van de GVM, en over één verlenging van een GVM.
    • Rechtsbescherming bij kinderbeschermingsmaatregelen geborgd? - Evaluatie pilot kosteloze rechtsbijstand kinderbescherming

      Winter, H.; Veen, C.; Beukers, M.; Bergen, E. van; Bekkering, J.; Veen, C. (Pro Facto, 2024-10-15)
      In de pilot kosteloze rechtsbijstand kinderbescherming kunnen ouders kosteloos worden bijgestaan door een gespecialiseerd advocaat bij procedures rond gezagsbeëindiging en een eerste verzoek tot (spoed)uithuisplaatsing. Zo krijgen zij een meer gelijkwaardige positie ten opzichte van de andere procespartijen (equality of arms), bij procedures die diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer. Dit onderzoek gaat over het verloop, de uitvoering en de resultaten van deze pilot. Het brengt in kaart welke gevolgen deze pilot heeft voor de uitvoeringspraktijk en beschrijft in hoeverre kosteloze rechtsbijstand de rechtsbescherming van ouders en kinderen in de jeugdbescherming vergroot. Deze onderzoeksvragen zijn beantwoord: In hoeverre draagt het bieden van kosteloze rechtsbijstand, in het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand kinderbescherming, bij aan de benodigde (juridische) ondersteuning en rechtsbescherming van ouders en kinderen in procedures bij gezagsbeëindiging en uithuisplaatsing? Wat zijn de uitvoeringslasten, kosten en (neven)effecten van de pilot kosteloze rechtsbijstand kinderbescherming? Op welke wijze kan (juridische) ondersteuning van ouders en kinderen in procedures bij gezagsbeëindiging en uithuisplaatsing (en in de jeugdbescherming) structureel het beste worden vormgegeven?INHOUDSOPGAVE Inleiding Juridisch en beleidsmatig kader Cijfers Uitvoering Ondersteuning en rechtsbescherming Structurele regeling voor (kosteloze) rechtsbijstand en alternatieven Conclusie In de loop van dit onderzoek zijn ook twee tussenrapportages verschenen. Zie in linkerkolom onder 'externe link' de documenten.
    • Hot victims of hot shifts? - Onderzoek naar herhaald slachtofferschap onder politie, boa’s en brandweer

      Krouwel, L.; Nauta, O.; Bos, D.; Pemberton, A. (medew.); Abraham, M. (medew.); Gnimavo, T. (medew.); Kistemaker, C. (medew.); Klein Kranenburg, L. (medew.); Straaten, G. van (medew.) (DSP-groep, 2024-10-10)
      Het doel van dit onderzoek is om in beeld te brengen wat de voorspellende indicatoren voor het herhaald meemaken van agressie en geweld zijn. Met dit inzicht ontstaat een handelingsperspectief op mogelijke interventies en maatregelen om agressie en geweld tegen deze groep te voorkomen. Het onderzoek focust zich op politieagenten, boa’s en brandweerlieden, omdat deze beroepsgroepen zijn geprioriteerd door de taskforce en een relatief hoog risico lopen om slachtoffer te worden van agressie en geweld. Door middel van literatuuronderzoek, data-analyse van aangifteregistraties, dossieronderzoek van aangiftes, interviews, enquête en focusgroepen met teamleiders en medewerkers preventie en nazorg hebben we de omvang van herhaald slachtofferschap en indicatoren per beroepsgroep in kaart gebracht. INHOUD Inleiding Inzichten uit de literatuur Omvang en vormen Indicatoren Verbetermogelijkheden Conclusies
    • Onderweg naar betere rechtshulp - Inzichten en kansen afgeleid uit 34 pilots bij het Programma stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand

      Verhoeven, W.J.; Geurts, T.; Hoekstra, M.S.; Riezen, R.R. van; Scheepmaker, M.P.C.; Teeuwen, G. (WODC, 2024-10-10)
      In 2018 is het ‘Programma stelselvernieuwing rechtsbijstand’ opgezet. Een belangrijk onderdeel van dit programma is een verkennende aanpak in de vorm van pilots. Het idee achter het werken met pilots is dat mogelijke onderdelen van een gewijzigd stelsel eerst op kleine schaal in de praktijk kunnen worden uitgeprobeerd. Deze zogenoemde pilotfase (lopend vanaf eind 2019 tot en met 31 december 2022) is afgesloten met een evaluatie van elke pilot. Met het oog op de verdere uitwerking van de stelselwijziging gesubsidieerde rechtsbijstand bestaat behoefte aan een overzicht van wat de pilotfase heeft opgeleverd in termen van effectieve pilotelementen. Ook is er behoefte aan een overzicht van wat nodig is voor een succesvolle doorwerking in het stelsel van de met de pilots behaalde resultaten. Deze overkoepelende studie beoogt in beide behoeftes te voorzien. Hiervoor is een vierdelige algemene vraagstelling opgesteld: Welke doelstelling ligt ten grondslag aan de stelselwijziging gesubsidieerde rechtsbijstand en in hoeverre sluiten de individuele pilots aan bij die doelstelling? In welke mate bieden de beschikbare empirische bevindingen ondersteuning voor de effectiviteit van de werkwijzen en instrumenten uit de pilots? In hoeverre kunnen de werkwijzen en instrumenten bijdragen aan het realiseren van de doelstelling van de stelselwijziging rechtsbijstand? Wat is nodig voor een succesvolle doorwerking of opschaling van pilotresultaten en uiteindelijk een duurzame wijziging van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand? INHOUD Overkoepelend onderzoek van 34 pilotevaluaties in het kader van de stelselwijziging rechtsbijstand Aansluiting tussen pilots en doelstelling van de stelselwijziging rechtsbijstand Opbrengsten van de pilotfase van de stelselwijziging rechtsbijstand Aandachtspunten voor implementatie Eindconclusie
    • Criminaliteit en rechtshandhaving 2023 - Ontwikkelingen en samenhangen

      Molenaar, D.E.G. (eindred.) (WODC, 2024-10-10)
      De publicatie Criminaliteit en rechtshandhaving: Ontwikkelingen en samenhangen komt al sinds 1999 uit. De voor u liggende 22e editie – Criminaliteit en rechtshandhaving 2023 – brengt de periode 2013 tot en met 2023 in kaart. Ook deze editie bevat uitgebreide cijfermatige informatie over de aard en omvang van de criminaliteit in Nederland, de opsporing ervan door de politie, de vervolging en de strafrechtelijke reactie door het Openbaar Ministerie en de rechter en de tenuitvoerlegging van opgelegde sancties. De ontwikkelingen die zich hierin hebben voorgedaan worden slechts in beperkte mate in de tekst besproken maar er wordt wel ingegaan op de onderlinge samenhang tussen de schakels van de strafrechtketen. Verder worden de uitgaven en ontvangsten gemoeid met sociale veiligheid beschreven. C&R 2023 beschrijft de ontwikkelingen in de vorm van jaarcijfers. Wat zich aan ontwikkelingen afspeelt in de afzonderlijke maanden binnen het jaar blijft daarmee buiten beeld. INHOUD Inleiding Criminaliteit en slachtofferschap Misdrijven en opsporing Vervolging van misdrijven Berechting van misdrijven Overtredingen Tenuitvoerlegging van sancties Uitgaven aan sociale veiligheid
    • Internationale ontwikkelingen in cannabisbeleid voor recreatief gebruik

      Hoorens, S.; Pardal, M.; Martinelli, Th.; Slootweg, R.; Senator, B.; Laar, M. van (RAND Europe, 2024-10-08)
      Hoewel Nederland met zijn coffeeshops en gedoogbeleid in Europa nog steeds een unieke positie heeft, opereert het niet in een vacuüm. De ervaringen in het buitenland met wijzigingen van het cannabisbeleid kunnen relevante en interessante inzichten en aandachtspunten voor Nederland opleveren. Dit onderzoek probeert deze inzichtelijk te maken. In Deel I (hoofdstuk 3 en 4) van dit onderzoek geven we een zo duidelijk mogelijk beeld van de internationale ontwikkelingen op het gebied van cannabisbeleid sinds 2010. Hierbij gaat de aandacht uit naar (geplande of uitgevoerde) wijzigingen in het cannabisbeleid van jurisdicties1, waaronder het opheffen van het verbod op de teelt, verkoop en/of gebruik van cannabis, en de regulering van de niet-medische cannabismarkt. In het Deel II (hoofdstuk 5 tot en met 10) van het onderzoek analyseren we het cannabisbeleid in enkele geselecteerde landen of subnationale jurisdicties: Vermont (VS), Californië (VS), Quebec (Canada), Uruguay, Duitsland en Zwitserland. Ten slotte bespreken we in Deel III (hoofdstuk 11 en 12) welke mogelijke inzichten de ontwikkelingen in het cannabisbeleid in de onderzochte oplevert voor het huidige en/of toekomstige Nederlandse cannabisbeleid. INHOUD Inventarisatie van recente ontwikkelingen Verdiepende casestudies Aandachtspunten voor Nederland
    • Het gebruik van het Beleidskompas binnen de Rijksoverheid - Ontwikkeling evaluatiekader en eerste evaluatie Beleidskompas

      Koppenjan, J.F.M.; Popering-Verkerk, J. van; Meer, J. van der; Vroon, C.; Spekkink, W.; Duijn, M. (Erasmus Universiteit - Vakgroep Bestuurskunde & Sociologie, 2024-10-01)
      Het Beleidskompas is in maart 2023 geïntroduceerd en is bedoeld om Rijksbreed toe te passen. Met het Beleidskompas wordt beoogd de kwaliteit van beleid en regelgeving te borgen en te verbeteren. Het instrument bestaat uit een website, die beleids- en wetgevingsambtenaren een aantal kernvragen voorlegt die zij bij het vormgeven van beleid en regelgeving stapsgewijs dienen te beantwoorden. De website biedt hun daarbij een overzicht van de kwaliteitseisen waaraan beleid en regelgeving moet voldoen en een breed scala aan hulpmiddelen en toetsen om de kernvragen te beantwoorden. In het onderzoek staan de volgende vragen centraal: Vragen met betrekking tot onderzoeksdeel A. de reconstructie van de beleidstheorie en het evaluatiekader: . Hoe luidt de beleidstheorie onderliggend aan het Beleidskompas? Met welk evaluatiekader (criteria, indicatoren en meeteenheden) kan het Beleidskompas geëvalueerd worden? Vragen met betrekking tot onderzoeksdeel B. de plan- en procesevaluatie: In hoeverre is het aannemelijk dat het Beleidskompas –zowel wat betreft de inhoudelijke vragen als de beoogde voorzieningen om het gebruik te stimuleren – tot de beoogde doelen leidt? In hoeverre zijn de voorziene maatregelen en voorzieningen om het gebruik van de Beleidskompas te bevorderen tot stand gebracht, c.q. in hoeverre worden ze toegepast? In hoeverre wordt het Beleidskompas bij het tot stand brengen van beleidsdossiers toegepast en wat kan er gezegd worden over de kwaliteit van deze toepassing?INHOUD Onderzoeksopzet en uitvoering eerste evaluatie Beleidskompas Beleidstheorie van het Beleidskompas en evaluatiekader onderzoek Bevindingen Conclusies en aanbevelingen
    • Evaluatie Innovatiewet Strafvordering - Pilots Gegevens na beslag, Audiovisuele registratie en Hulpofficier van Justitie

      Wilde, B. de; Boiten, M.; Hanswijk, M.; Stone, S.; Vorst, T. van der (Dialogic, 2024-09-30)
      Op 1 oktober 2022 is de Innovatiewet Strafvordering in werking getreden. Deze wet, waarbij onder andere de artikelen 556-570 Sv zijn ingevoerd, heeft als doel om mogelijk te maken dat ervaring wordt opgedaan met bevoegdheden en werkwijzen ten aanzien waarvan het voornemen bestaat om deze in het nieuwe wetboek van strafvordering te regelen. In dit rapport worden de resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar drie van de pilotprojecten, te weten de pilots Gegevens na beslag (GNB), Audiovisuele registratie (AVR) en Hulpofficier van Justitie (hOvJ). Binnen de pilots kunnen in totaal acht subpilots worden onderscheiden. Ten aanzien van de drie onderzochte pilotprojecten zijn de volgende onderzoeksvragen beantwoord: Wat is de inhoud van het geldende recht, het recht op grond van de Innovatiewet Strafvordering en het voorgestelde Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de onderzochte pilots? Met welke doelen is de wettelijke regeling waarbinnen de pilot plaatsvindt, gecreëerd? Met welke doelen is de pilot uitgevoerd? Op welke manier(en) is de pilot uitgevoerd? In hoeverre is daarbij voldaan aan de randvoorwaarden voor invoering van de pilot zoals omschreven in het evaluatiekader? Welke bijstellingen hebben tijdens de pilot plaatsgevonden? Hoe wordt het uitvoeringsproces van de pilot, inclusief de samenwerking tussen organisaties, door betrokken partijen gewaardeerd? Wat gaat goed en wat kan nog worden verbeterd? Welke resultaten en effecten zijn tijdens de uitvoering van de pilot waargenomen ten aanzien van de evaluatie-indicatoren die per pilotproject zijn geformuleerd en hoe verhouden deze zich tot de werkwijze die vóór aanvang van de pilot werd gevolgd? Levert de werkwijze van de pilot op grond van de uitvoering, de behaalde resultaten en waargenomen effecten een verbetering van de strafvordering op? Verdient het aanbeveling om de werkwijze van de pilot aan te passen? Is het aan te bevelen om de wettelijke regeling toe te passen in andere gevallen dan waarop de pilotprojecten betrekking hebben en, zo ja, binnen welke randvoorwaar-den en met welke uitvoeringsconsequenties? Verdient het aanbeveling om de equivalenten van de bepalingen uit de Innovatiewet Strafvordering in het concept-Wetboek van Strafvordering aan te vullen of aan te passen? Is flankerend beleid noodzakelijk of wenselijk wanneer de werkwijze van de pilot wordt voortgezet? Wat kan op basis van de bevindingen uit de pilot worden gezegd over te verwachten – structurele en incidentele – financiële uitvoeringsconsequenties die voortvloeien uit eventuele invoering van de wettelijke regeling?INHOUD Pilot Gegevens na beslag (GNB) Pilot Audiovisuele registratie (AVR) Pilot Hulpofficieren van Justitie (hOvJ)
    • Evaluatie pilots Innovatiewet Strafvordering - Prejudiciële vragen en mediation in strafzaken

      Kristen, F.G.H.; Dubelaar, M.J.; Bijlsma, J.; Gaarthuis, R.S.T.; M.A.S., Thomas; Timmerman, M.A.P.; Huijnen, B.T. (Universiteit Utrecht - Montaigne Centrum, 2024-09-30)
      Met de Innovatiewet Strafvordering zijn voor de strafrechtspraak twee innovaties ingevoerd. De eerste innovatie betreft de mogelijkheid voor de feitenrechter om in een strafzaak een prejudiciële vraag te stellen aan de Hoge Raad over een rechtsvraag waaraan een bijzonder gewicht toekomt en die een zaaksoverstijgend belang heeft, met het oog op het nemen van een beslissing in die strafzaak. De tweede innovatie ziet op de wijze van het afdoen van een strafzaak, namelijk via mediation onder toezicht van de strafrechter. Indien de mediation succesvol is, kan de rechtbank afzien van een inhoudelijke behandeling van de strafzaak en verklaren dat de strafzaak is geëindigd met de zgn. eindezaakverklaring. Met beide innovaties wordt vooruitgelopen op de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, een lopende omvangrijke wetgevingsoperatie die moet leiden tot de inwerkingtreding van een nieuw Wetboek van Strafvordering in 2029. In het onderzoek staat een drietal algemene onderzoeksvragen centraal die zijn gebaseerd op de eerdergenoemde evaluatiecriteria. Het gaat om de volgende drie algemene onderzoeksvragen: Wat kan op basis van het onderzoek naar de pilots prejudiciële vragen aan de Hoge Raad in strafzaken en mediation in strafzaken worden vastgesteld over de mate waarin de wettelijke regeling van de prejudiciële procedure van artikelen 553-555 Sv en die van mediation in strafzaken van artikelen 571-574 Sv volstaan dan wel aanpassing behoeven? Zijn flankerende maatregelen nodig, bijvoorbeeld in de zin van aanpassing van werkprocessen of aanvullende investeringen? Wat op basis van het onderzoek naar de pilots prejudiciële vragen aan de Hoge Raad in strafzaken en mediation in strafzaken worden gezegd over financiële uitvoeringsconsequenties die voortvloeien uit de wettelijke regelingen van artikelen 553-555 Sv en van artikelen 571-574 Sv? INNHOUD Aanleiding en onderzoeksvragen Methodologie De pilot prejudiciële vragen De pilot Mediation in strafzaken Beantwoording onderzoeksvragen en aanbevelingen
    • Verzekerd van een vrije keuze - Verkenning van het vrije keuzerecht van rechtsbijstandsverzekerden en de toegang tot het recht

      Bergen, E. van; Roest, S.; Winter, H. (Pro Facto, 2024-09-25)
      Rechtsbijstandsverzekeraars zijn verplicht om in de verzekeringsovereenkomst uitdrukkelijk te bepalen dat de verzekerde vrij is om zelf een rechtsbijstandverlener te kiezen in een gerechtelijke of administratieve procedure. Dat betekent dat ondernemingen en burgers die een rechtsbijstandsverzekering afsluiten in een gerechtelijke of administratieve procedure vrij zijn om hun eigen advocaat of een andere rechtshulpverlener1 te kiezen. Een verzekerde is dus niet gebonden aan de in-house jurist of een door de rechtsbijstandsverzekeraar gekozen advocaat. Dit recht op een vrije keuze van een rechtsbijstandverlener staat in artikel 201 van Richtlijn 2009/138/EU en is geïmplementeerd in artikel 4:67 van de Wet op het financieel toezicht. Dit verkennend onderzoek geeft antwoord op de volgende hoofdvraag: Op welke wijze en in welke mate kan, gegeven de stand van de jurisprudentie inzake vrije advocaatkeuze, de toegang tot het recht van gebruikers van rechtsbijstandsverzekeringen (in het bijzonder de groep met een middeninkomen) veranderen en hoe kan deze toegang zoveel mogelijk worden behouden? INHOUD Inleiding Methodologie Toegang tot het recht en rechtsbijstandsverzekeringen Reikwijdte van het vrije keuzerecht Gevolgen uitbreiding vrije keuzerecht Interventies
    • Door de vingers bekeken - Derde evaluatie Wet biometrie in de vreemdelingenketen

      Winter, H.; Geertsema, B.; Bergen, E. van; Bex-Reimert, V. (Pro Facto, 2024-09-23)
      De toegang, toelating en uitzetting van vreemdelingen en het vreemdelingentoezicht is in Nederland geregeld in de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze Vw 2000 is met de Wet biometrie in de vreemdelingenketen (Wbvk) per 1 maart 2014 gewijzigd. De wetgever achtte deze wetswijziging noodzakelijk om de betrouwbaarheid van de identiteitsvaststelling te verbeteren, waardoor fraude effectiever bestreden zou kunnen worden. Op verzoek van de Eerste Kamer is de wet voor het eerst geëvalueerd in 2016-2017. Toen bleek dat een vervolgevaluatie nodig was om de effecten van de Wbvk beter in kaart te krijgen. Die tweede evaluatie is in 2018-2019 uitgevoerd. Na de tweede evaluatie is de Wbvk verlengd met vijf jaar (tot in 2026). Daarbij is vastgelegd dat een nieuwe, derde evaluatie een verslag moet opleveren over de noodzakelijkheid, de doeltreffendheid en de effecten van de Wbvk. Dit rapport presenteert de resultaten van deze derde evaluatie. Daarbij zijn de volgende twee onderzoeksvragen gehanteerd: Hoe verhoudt de Wbvk zich tot relevante andere (Europese) wet- en regelgeving? Welke bijdrage levert de Wbvk aan de identiteitsvaststelling van de vreemdeling en daarmee aan de werking van de Vreemdelingenwet 2000?INHOUD Inleiding Beleidsreconstructie De verhouding tussen de Wbvk en EU-regelgeving Kwalitatieve verbindingen Kwaliteit van biometrische bevindingen Kwantitatieve analyse Conclusie
    • Procesevaluatie 'Patiënt op de juiste plek' in de forensische zorg - Kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar indicatiestelling en plaatsing in forensische zorg

      Burger, A.M.; Statsch, P.D.; Kogel, K. de (WODC, 2024-09-19)
      In de periode voorafgaand aan de stelselwijziging forensische zorg, die uiteindelijk is gecodificeerd in de Wet forensische zorg (Wfz), werd de toeleiding van patiënten naar forensische zorg gekenmerkt door een gebrek aan systematiek en functionerend op basis van ‘ons kent ons’. Daardoor was de plaatsing van patiënten veelal capaciteits- en niet vraaggestuurd, wat leidde tot rechtsongelijkheid tussen patiënten afhankelijk van het arrondissement waar iemand berecht werd. Een centraal doel van de Wfz is dat patiënten op de juiste plek met de juiste forensische zorg worden geplaatst. Daaronder wordt verstaan dat een forensisch patiënt zorg ontvangt passend bij diens stoornis, op het vereiste beveiligingsniveau en waarbij er zo snel mogelijk met de behandeling van de betrokkene gestart kan worden. De onderzoeksvragen luiden: Worden de processen van indicatiestelling, matching en plaatsing uitgevoerd zoals beoogd? Welke factoren spelen een helpende of belemmerende rol bij de uitvoering van de indicatiestelling en de plaatsing? Biedt het forensisch zorgaanbod een adequate dekking voor de zorg- en beveiligingsvragen? Hoe vaak en in welke gevallen kan een patiënt wel of niet geplaatst worden op een plek die correspondeert met de zorg- en beveiligingsbehoeften die zijn vastgelegd in de indicatiestelling?INHOUD Inleiding Methoden De organisatie van indicatiestelling en plaatsing 'op papier' Ervaringen in de praktijk Helpende en belemmerende factoren in de praktijk Zorgaanbod in getal Indicatiestelling en plaatsing in getal Discussie en conclusie