Now showing items 1-20 of 3246

    • De toepassing van het adolescentenstrafrecht bij 16- tot 23-jarigen - Een validatiestudie

      Prop, L.J.C.; Zeijlmans, K.; Laan, A.M. van der (WODC, 2023-03-30)
      Op 1 april 2014 is het adolescentenstrafrecht ingevoerd in Nederland. Hiermee is onder voorwaarden een flexibele toepassing van het jeugd- en volwassenenstrafrecht voor adolescenten die in de leeftijd van 16 tot 23 jaar een delict hebben gepleegd mogelijk geworden. Zowel het WODC als de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) maken gebruik van een eigen query voor het identificeren van zaken van jeugdigen waarbij sprake is van toepassing van het adolescentenstrafrecht. Verschillen in de beide query’s leiden ertoe dat de geschatte aantallen van de toepassing van het volwassenenstrafrecht bij 16- en 17-jarigen door het WODC en de Raad voor de rechtspraak (RvdR) niet hetzelfde zijn. Hierbij is niet bekend welke query de meest nauwkeurige identificatie van zaken opleverde en met welke onnauwkeurigheid rekening moet worden gehouden. Het doel van dit onderzoek is dan ook om inzicht te krijgen in de nauwkeurigheid van de query’s van het WODC en de Rvdr voor het identificeren van zaken waarin sprake is van de toepassing van het adolescentenstrafrecht en om indien nodig de query’s te corrigeren. De centrale vraag is: hoe nauwkeurig zijn de query’s voor identificatie van zaken waarin sprake is van de toepassing van het adolescentenstrafrecht bij 16- tot 23-jarigen?
    • Meisjescriminaliteit - Een onderzoek naar de kenmerken en risicofactoren van delinquente meisjes en jongvolwassen vrouwen in algemene, politie- en justitiële populaties

      Beerthuizen, M.G.C.J.; Stoeldraaijers, C.; Zeijlmans, K.; Slotboom, A.; Laan, A.M. van der (WODC, 2023-03-27)
      Er zijn vanuit de justitiële praktijk en beleid zorgen dat er te weinig zicht zou zijn op delinquente meisjes en jonge vrouwen; er zou mogelijk zelfs een ‘blinde vlek’ voor deze groep daders kunnen zijn. Om adequaat beleid te kunnen voeren gericht op meisjes die delicten plegen is nader inzicht in deze groep nodig. In het huidige rapport zijn meerdere deelonderzoeken naar delinquente meisjes en jonge vrouwen in de leeftijd van 12 tot en met 27 jaar (vanaf hier aangemerkt als ‘meisjes’) samengenomen. Er is aandacht voor meisjes die delicten rapporteren maar die niet in aanraking zijn gekomen met de politie, voor degenen die wel met de politie in aanraking zijn gekomen als verdachte en voor meisjes die vervolgd en veroordeeld zijn. De volgen de drie onderzoeksvragen worden beantwoord: Wat blijkt uit de (internationale) literatuur over risico- en beschermende factoren van delinquente meisjes? Hoe verschillen delinquente meisjes in justitiële populaties van delinquente meisjes in algemene populaties? Wat is er bekend over (zelfgerapporteerde) delinquentie bij Nederlandse meisjes (in de leeftijd van 12 tot en met 22 jaar) in een algemene populatie van jongeren? En wat is bekend over hun achtergrondkenmerken en risicofactoren? Welke overwegingen spelen bij professionals ten aanzien van meisjes (in de leeftijd van 12 tot en met 27 jaar) betreffende de beslisvorming voor verdenking, vervolging en veroordeling?INHOUD Introductie Risico- en beschermende factoren van delinquente meisjes Delinquente meisjes in de algemene populatie De rol van sekse in overwegingen van justitiële professionals Meisjes en jongens in strafrechtelijke vonnissen Slothoofdstuk
    • Beelden van geweld - Een mixed-methods onderzoek naar geweld en agressie tegen journalisten

      Holvast, N.L.; Jansen, J.; Roks, R.A.; Nan, J.S.; Dijk, L. van (medew.); Willink, J.C. (medew.); Wingerden, Z. van (medew.) (Erasmus School of Law, 2023-03-27)
      Het onderzoek bestaat uit drie onderzoeksvragen: het in kaart brengen van de aard en omvang van het geweld tegen journalisten (onderzoeksvraag 1), het verschaffen van informatie over de kenmerken van daders en slachtoffers van het geweld (onderzoeksvraag 2) en het inventariseren en voorstellen van beleidsinterventies om geweld tegen te gaan, meer in het bijzonder de vraag of het zinvol is het taakstrafverbod uit te breiden (onderzoeksvraag 3). Elke onderzoeksvraag is vervolgens onderverdeeld in een aantal deelvragen. 1. Wat zijn de aard en omvang van ervaren en waargenomen geweld tegen journalisten in Nederland en in hoeverre is dit in de afgelopen tien jaar veranderd? Welke cijfers zijn bekend over de omvang en ontwikkeling van geweld tegen journalisten en hoe betrouwbaar en valide zijn deze cijfers? Wat zijn overeenkomsten en verschillen met trends in geweld onder andere beroepsgroepen (met name functionarissen met een publieke taak)? Wat zijn de aard en ontwikkeling van (gepercipieerd en geregistreerd) geweld tegen journalisten in de afgelopen tien jaar? Hoe kunnen ontwikkelingen in de aard en omvang van het (gepercipieerde en geregistreerde) geweld tegen journalisten worden verklaard? Welke invloed hebben de verschillende vormen van (gepercipieerd en geregistreerd) geweld op slachtoffers en op het journalistieke werk? In hoeverre is de berichtgeving over geweld tegen journalisten in de media de afgelopen tien jaar veranderd? 2.Welke daders en slachtoffers kunnen er ten aanzien van de verschillende vormen van geweld tegen journalisten worden onderscheiden? Wat zijn, in algemene zin, de achtergrondkenmerken van daders en slachtoffers die betrokken zijn bij de verschillende categorieën geweld tegen journalisten? Welke motieven kunnen aan de verschillende dadertypen worden toegeschreven? 3. Welke beleidsinterventies zouden effectief kunnen zijn in het terugdringen van of het optreden tegen geweld tegen journalisten en in hoeverre kan het zinvol zijn om in dit kader het taakstrafverbod uit te breiden? Welke beleidsinterventies zijn mogelijk effectief voor het terugdringen van geweld tegen journalisten of zijn anderszins gepast? Zijn er in de literatuur voorbeelden bekend van succesvolle interventies uit andere (EU-)landen? Wat kan uit de analyse van geweldsincidenten en daderkenmerken worden geconcludeerd over mogelijk effectieve beleidsinterventies? Welke meerwaarde zouden de beleidsinterventies, in het bijzonder verdere uitbreiding van het taakstrafverbod, in dit opzicht kunnen hebben? Op welke manier kunnen de begrippen ‘journalist’ en ‘journalistiek’ worden gedefinieerd en afgebakend ten behoeve van wet- en regelgeving? De toegenomen zorgen over geweld en agressie tegen journalisten kunnen niet los worden gezien van bredere maatschappelijke ontwikkelingen die de aard van de journalistiek en de positie van de journalistiek binnen de maatschappij hebben veranderd. Twee belangrijke ontwikkelingen, die op verschillende punten terugkomen, zijn: 1. Opkomst van online journalistiek en sociale media, 2. Tanend vertrouwen in gezagsdragers en de overheid. INHOUD Inleiding Beelden uit bestaand nationaal en internationaal onderzoek Het geregistreerde beeld van geweld tegen journalisten Online geweld in beeld - het diffuse karakter van online haat in de Twittertijdlijnen van journalisten Een beeld van het gepercipieerde en ervaren geweld tegen journalisten Geweld binnen vier contexten Beleid en maatregelen tegen geweld Conclusies
    • Procesevaluatie afhandeling waterschade Zuid-Nederland - Eindrapportage

      Helmond, C. van; Schelfhout, D.; Folmer, T.; Rijnhout, R. (medew.) (Andersson Elffers Felix, 2023-03-16)
      In juli 2021 leidden overstromingen en extreme regenval in Limburg en delen van Noord-Brabant tot vele gedupeerden, grote schade en hoge kosten. Van overheidswege werden gedupeerden financieel ondersteund door de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) in te zetten. De Wts is bedoeld om getroffenen van rampen van een financiële tegemoetkoming te voorzien. Het gaat dan om tegemoetkoming in schade die redelijkerwijs niet verzekerbaar is. De hoofdvragen van het onderzoek luiden: Op welke wijze is na de wateroverlast in het zuiden van Nederland in juli 2021 het proces verlopen inzake de toepassing van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen? Specifiek valt hieronder het proces van het opstellen van de ministeriële regeling en de daaraan direct en indirect verbonden Quick Scan, beleidsregels en regelingen, inclusief de beantwoording van beleidsmatige vragen vanuit de uitvoering. Hoe hebben betrokken partijen het proces inzake de toepassing van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen ervaren en welke verbetermogelijkheden en leerpunten zien zij?INHOUD Inleiding Context en achtergrond Wts Totstandkoming van de ministeriële regeling Uitvoering van de ministeriële regeling Additionele regelingen naast de ministeriële regeling Conclusies en leerpunten
    • Plan- en procesevaluatie Actieplan Wapens en Jongeren

      Snippe, J.; Muijnck, J.A. de; Wouters, L. (Breuer & Intraval onderzoek en advies, 2023-03-08)
      De afgelopen jaren is het wapengebruik onder jongeren fors toegenomen. De daders van steekincidenten worden steeds jonger en het aantal steekincidenten waarbij jongeren betrokken zijn, stijgt. Om deze problematiek terug te dringen en jongeren te behoeden voor dader- en slachtofferschap, is in 2020 het actieplan wapens en jongeren opgesteld. Het doel van het actieplan is om in een periode van twee jaar (2021 en 2022) het wapenbezit en -gebruik onder jongeren terug te dringen. De 16 acties die staan beschreven in het plan dienen dit doel. In dit rapport evalueren we het actieplan. In de planevaluatie gaan we na hoe het actieplan tot stand is gekomen en op basis van welke aannames de gekozen acties bijdragen aan het hoofddoel. In de procesevaluatie beschrijven we de uitvoering van het actieplan door de gemeenten en de rijksoverheid; welke acties hebben gemeenten uitgevoerd, en op welke wijze? Hoe kijken gemeenten terug op de uitvoering en waar liepen zij in de uitvoering tegenaan? Vervolgens gaan we in op de bereikte resultaten. INHOUD Inleiding Planevaluatie Motieven van jongeren Verplichte acties Lokaal toegepaste acties Landelijke acties Resultaten actieplan Conclusies
    • Van incident tot misdrijf? - Het verband tussen betrokkenheid bij incidenten en verdachtenregistraties onder COA-bewoners 2017-2021

      Noyon, S.M.; Latenko, A.; Vink, M.E. (WODC, 2023-03-08)
      Dit rapport bouwt voort op het eerder verschenen rapport 'Incidenten en misdrijven door COA-bewoners 2017-2021' (Noyon et al., 2022) en duidt enkel van de daar beschreven cijfers (zie link hiernaast). Specifiek gaat het onderzoek in op de vraag of er een verband is tussen betrokkenheid bij incidenten en bij misdrijven. Hiermee bevraagt het impliciet de structuur van het periodieke incidentenoverzicht, waarin incidenten en misdrijven gezamenlijk worden gepresenteerd en er dus een verband wordt gesuggereerd. Daarnaast draagt het onderzoek bij aan beleid gericht op preventie van criminaliteit door voorspellende factoren van crimineel gedrag inzichtelijk te maken. INHOUD Inleiding Data, methoden en doelgroep Resultaten Conclusie
    • Update liquidaties 2021

      Gestel, B. van; Meijer, R. (WODC, 2023-03-02)
      In het rapport Tweede verkennende studie liquidaties (zie link hiernaast) is verslag gedaan van het aantal liquidaties in Nederland van het jaar 2000 tot en met 2020 (Van Gestel & Kouwenberg, 2021). Deze notitie bevat een update van die aantallen voor het jaar 2021. We kijken in hoeverre de aantallen uit 2021 aansluiten bij het eerder geschetste beeld. Naast het aantal liquidaties, worden in deze notitie ook enkele andere kenmerken van gepleegde liquidaties beschreven zoals pleegplaats (regio) en leeftijd van slachtoffers.
    • Onderzoek taken en taakuitvoering Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken

      Roodbeen, R.; Schoonbeek, I.; Kamperman, M.; Snippe, J. (Breuer & Intraval onderzoek en advies, 2023-02-22)
      In dit rapport beschrijven we een onderzoek naar de taken en taakuitvoering van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ). De LEBZ brengt advies uit aan officieren van justitie bij bijzondere zedenzaken, zoals zaken met aspecten van hervonden herinneringen, of zaken die zich meer dan acht jaar geleden zouden hebben voorgedaan. De aanleiding van dit onderzoek is discussie over de werkwijze van de LEBZ in de politiek, media en wetenschap. Onder andere therapeuten/behandelaren en (vermeende) slachtoffers van zedenmisbruik zijn ontevreden over de betrouwbaarheid en objectiviteit van de politie en LEBZ, en geven aan hierin geen vertrouwen meer te hebben. Op verzoek van de Tweede Kamer is onderzoek gevraagd naar de doelstellingen, werkwijze en resultaten van de LEBZ. INHOUD Inleiding, onderzoeksvragen en aanpak Huidige situatie en ontstaansgeschiedenis Beoogde doelen en taken Samenstelling en taakuitvoering Controle taakuitvoering Ervaringen met en meningen over LEBZ Conclusies
    • Zelfonderzoek en zelfmelden van fraude en corruptie door bedrijven

      Meerts, C.A.; Buisman, S.S.; Huisman, W.; Groodt, M. de; Jong, S.A.T. de (Vrije Universiteit Amsterdam - Faculteit der Rechtsgeleerdheid, 2023-02-21)
      De doelstelling van het onderzoek is het inventariseren van ervaringen met het zelfonderzoek en het zelfmelden van mogelijke financieel-economische criminaliteit door bedrijven in enkele andere landen, en de gepercipieerde opbrengsten en risico’s van het zelf (laten) onderzoeken en zelfmelden van mogelijk financieel-economische criminaliteit door bedrijven in Nederland. Het onderzoek valt uiteen in twee deelonderzoeken die onlosmakelijk verbonden zijn. In Deel A staan de ervaringen met zelfonderzoek en zelfmelden in andere landen in rechtsvergelijkend perspectief centraal. In Deel B wordt – op basis van de resultaten van Deel A – empirisch onderzoek verricht naar de gepercipieerde opbrengsten en risico’s van zelfonderzoek en zelfmelden in Nederland. In het onderzoek staan daarbij de hiernavolgende vragen centraal. INHOUD Inleiding Uitgangspunten rechtsvergelijking: zelfonderzoek en zelfmelden in Nederland Ervaringen met zelfonderzoek en zelfmelden in Duitsland Ervaringen met zelfonderzoek en zelfmelden in Engeland (en Wales) Ervaringen met zelfonderzoek en zelfmelden in Frankrijk Ervaringen met zelfonderzoek en zelfmelden in de Verenigde Staten Ervaringen met zelfonderzoek en zelfmelden vanuit rechtsvergelijkend perspectief Zelfonderzoek en zelfmelden in de Nederlandse praktijk Conclusie en reflectie
    • Evaluatie van de Wet bronbescherming in strafzaken

      Wilde, B. de (De strafzaak - strafrechtelijk onderzoek en onderwijs, 2023-02-20)
      In de wet is het recht op bronbescherming, dat eerder reeds voortvloeide uit rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en de Hoge Raad en uit een OM-Aanwijzing, gecodificeerd. Op grond van de wet mag een journalist/publicist de identiteit van een bron die informatie heeft verschaft, verborgen houden. De invoering van de wet heeft geleid tot wijziging van andere, reeds bestaande wetten. De kernbepaling is artikel 218a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), waarin een verschoningsrecht wordt toegekend aan journalisten en publicisten. Dit verschoningsrecht kan worden doorbroken wanneer een rechter van oordeel is dat sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang dat moet prevaleren boven het belang van bronbescherming. Het verschoningsrecht werkt door bij de toepassing van dwangmiddelen ten aanzien van journalisten/publicisten. De onderzoeksvragen luiden als volgt: Wat waren de doelstellingen van de Wet bronbescherming in strafzaken? Hoe vaak wordt sinds de inwerkingtreding van de Wet bronbescherming in strafzaken een beroep gedaan op het verschoningsrecht van artikel 218a Sv, hoe vaak en om welke redenen wordt dit toe- en afgewezen en wat is de door de rechter gemaakte belangenafweging? Hoe vaak komt het voor dat dwangmiddelen worden toegepast ten aanzien waarvan het Wetboek van Strafvordering bijzondere regels kent wanneer het een persoon betreft die aanspraak kan maken op het verschoningsrecht van artikel 218a Sv en op grond van welke overwegingen wordt bepaald of de inzet van deze dwangmiddelen toelaatbaar is? Zijn de doelstellingen van de Wet bronbescherming in strafzaken behaald? INHOUD Inleiding Context: het recht op bronbescherming volgens het EHRM Totstandkoming, doelstellingen en inhoud van de wet De wet in de praktijk Conclusies en aanbevelingen
    • Indicatoren van agressie en geweld - Een verkenning van indicatoren van agressie en geweld jegens politieambtenaren, brandweerlieden en buitengewone opsporingsambtenaren (Boa’s)

      Lakerveld, J.A. van; Buiskool, B.J.; Hospers, G.; Klein Kranenburg, L.; Matthys, J. (Universiteit Leiden - PLATO, 2023-02-17)
      Alle werkgevers zijn op basis van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbo-wet) verplicht om een beleid te voeren dat erop is gericht om agressie en geweld te voorkomen of te beperken. De Arbowet, in artikel 5, verplicht werkgevers om de risico’s tot agressie en geweld in kaart te brengen in een Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Het is van belang voor toekomstig beleid en toekomstige maatregelen dat er helderheid geschapen wordt over aard en omvang van agressie en geweld tegen verschillende beroepsgroepen, de aard van ongewenst gedrag en de contexten waarin dit plaatsvindt, op basis van valide en betrouwbare wetenschappelijke bronnen. In het onderzoek worden drie lijnen onderscheiden met elk hun eigen onderzoeksvragen. De onderzoeksvragen ten behoeve van de eerste onderzoekslijn: Welke voorstellen kunnen worden gedaan voor de afbakening van agressie en geweld jegens hulpverleners (primair politie, boa’s en brandweer) inclusief voorstellen voor een werkbare en zinvolle onderverdeling binnen agressie en geweld, rekening houdend met de uitvoerbaarheid van de verzameling van de benodigde data door o.a. de beroepsgroepen? Welke meetbare indicatoren zijn geschikt om (valide en betrouwbaar) de aard, omvang en trends van agressie en geweld jegens (primair) politieambtenaren, brandweerlieden en boa’s te bepalen? Welke contextuele indicatoren geven (op termijn) inzicht in maatschappelijke ontwikkelingen enerzijds en trends als het gaat om agressie en geweld tegen hulpverleners in het bijzonder anderzijds? Welke onderbouwde voorstellen zijn er om te komen tot een of meer gewogen indices van agressie en geweld mede aan de hand van de ontwikkelde indicatoren (zoals “de Cambridge Harm index”, nationale veiligheidsindices en de misdrijf-straf index van het WODC) met het doel om de indicatoren maximale en eenduidige betekenis te kunnen geven? De onderzoeksvragen ten behoeve van de tweede onderzoekslijn luiden: Hoe kunnen melden, registreren en aangifte doen bij politie, brandweer en boa’s in kaart worden gebracht? Op welke wijze zouden deze indicatoren gemeten kunnen worden door onder andere de beroepsgroepen (meetmethode)? Denk hierbij aan de eigen registratie door de werkgevers en/of aan een periodieke enquête systematiek onder hulpverleners en werkgevers. Hoe kunnen deze indicatoren en de daarvoor benodigde data worden verzameld door de beroepsgroepen en worden opgenomen in de registratiesystemen van politie, brandweer en boa’s zonder dat dit leidt tot onnodige administratieve lasten? Ten slotte de onderzoeksvraag ten behoeve van de derde onderzoekslijn: Welke concrete voorstellen kunnen op grond van de bevindingen van de lijnen 1 en 2 uit dit onderzoek worden gedaan om tot een duurzame data verzamelings- en registratiesystematiek te komen die aansluit bij de behoeften en mogelijkheden/ haalbaarheid van de beroepsgroepen en die het maximaal mogelijk maakt de door de verschillende beroepsgroepen verzamelde data met elkaar te vergelijken en er op termijn mechanismes en trends uit af te leiden. INHOUD Samenvatting Inleiding Definiëring van concepten en methodologie Melding en registratie van agressie en geweldsincidenten Handelingen naar aanleiding van incidenten Effecten van melding registratie, monitoring en vervolghandelingen Indicatoren van agressie en geweld Concretisering Alles overziende
    • Het gebiedsverbod in perspectief - Wettelijke (on)mogelijkheden, cijfers en ervaringen

      Fechner, E.A.E.; Nagtegaal, M.H.; Varkevisser, T. (medew.); Kool, J.K. (medew.) (WODC, 2023-02-16)
      Het overkoepelende doel van dit onderzoek is na te gaan in hoeverre gebiedsverboden onder de Wet langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking (Wlt) toereikend zijn om een fysieke ontmoeting tussen slachtoffers of nabestaanden en daders te voorkomen. Er zijn zeven onderzoeksvragen geformuleerd. Vraag 1: Welke onderdelen van de Wlt kunnen worden ingezet om de situatie te voorkomen dat slachtoffers of nabestaanden in hun woonomgeving worden geconfronteerd met de dader en welke verschillen bestaan daarbinnen naargelang het type delict en type slachtoffer? Vraag 2: Bestaan er andere wettelijke grondslagen dan de grondslagen onder de Wlt, die kunnen worden ingezet om te voorkomen dat slachtoffers of nabestaanden in hun woonomgeving worden geconfronteerd met hun dader en zo ja, hoe verhouden deze zich tot de mogelijkheden onder de Wlt? Vraag 3, 4 en 5 zijn samengenomen: Hoe vaak en op welke wijze zijn de verschillende onderdelen van de Wlt ingezet om te voorkomen dat het slachtoffer of de nabestaande in zijn woonomgeving wordt geconfronteerd met zijn dader? Hoe vaak en op welke wijze zijn de mogelijkheden op grond van een andere wettelijke basis dan de Wlt ingezet om te voorkomen dat een slachtoffer of de nabestaande in zijn woonomgeving wordt geconfronteerd met de dader? Hoe verhouden de mogelijkheden zich tot elkaar? Vraag 6: Welke mensenrechten van het slachtoffer of de nabestaande en de dader spelen een rol bij de oplegging, tenuitvoerlegging en handhaving van een langdurig gebiedsverbod? Vraag 7: Zijn de mogelijkheden die de wet biedt om te voorkomen dat het slachtoffer of de nabestaande in zijn woonomgeving wordt geconfronteerd met zijn dader toereikend? A. Hoe oordelen slachtoffers en nabestaanden over de mogelijkheden tot gebieds-verboden binnen de Wlt? B. Hoe oordelen bij de tenuitvoerlegging en handhaving betrokken instanties en personen over de mogelijkheden tot gebiedsverboden binnen de Wlt? C. Hoe oordelen slachtoffers en/of nabestaanden en bij de tenuitvoerlegging en handhaving betrokken partijen over de aanvullende mogelijkheden tot een gebiedsverbod? D. Hoe vaak worden de verschillende gebiedsverboden geschonden? INHOUD Inleiding Wettelijke mogelijkheden tot een gebiedsverbod binnen de Wlt Wettelijke mogelijkheden tot een gebiedsverbod buiten de Wlt Mensenrechten van slachtoffers of nabestaanden en daders Gebiedsverboden in de praktijk Ervaringen met gebiedsverboden Conclusie
    • Nationale Drug Monitor - kerncijfers en ontwikkelingen 2021 en 2022

      Laar, M.W. van (red.); Beek, R.J.J. van (red.); Beenakkers, E.M.T. (red.); Cruts, A.A.N. (red.); Kuin, M.C. (red.); Meijer, R.F. (red.); Mujcic, A. (red.); Olthof, M.I.A. (red.); Schutten, F. (red.); Strada, L. (red.) (Trimbos-Instituut, 2023-02-09)
      NDM 2021 Dit is het kerncijferrapport van de Nationale Drug Monitor (NDM) waarin onder andere recente ontwikkelingen in het middelengebruik, beleid en de drugsgerelateerde criminaliteit zijn samengevat. Dit rapport is gebaseerd op de nieuwe website NDM (zie link hiernaast) die de Jaarberichten van de NDM, zoals gepubliceerd tussen 1999 en 2020, vervangt. De NDM is in 1999 opgericht op initiatief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Het NDM-jaarbericht als geheel wordt geproduceerd door het Programma Drug Monitoring van het Trimbos-instituut. Drugsbeleid kent echter niet alleen volksgezondheidsaspecten, maar ook aspecten van criminaliteit en overlast. Sinds 2002 ondersteunt ook het WODC de NDM. In de NDM handelen drie hoofdstukken over onderwerpen die op het terrein van het ministerie van JenV liggen, namelijk een hoofdstuk over wetgeving en beleid op JenV-terrein, een hoofdstuk over illegale handel, productie en bezit van drugs en een hoofdstuk over criminaliteit en overlast door alcohol- en drugsgebruikers. NDM 2022 De NDM 2022 is alleen digitaal te raadplegen op de website van het Timbos-instituut (zie links hiernaast). In de rubrieken 'Criminaliteit en overlast' en 'Illegale handel, bezit en productie' zijn nieuwe updates van de ontwikkelingen door het WODC in kaart gebracht. INHOUD NDM 2021 en 2022: Algemeen (vooraf, wetgeving en beleid) Middelen (Cannabis, Cocaïne, Opiaten, Ecstasy, Amfetamine, NPS, GHB, Slaap- en kalmeringsmiddelen, Lachgas, Ketamine, ADHD-medicijnen, Alcohol, Tabak) Criminaliteit en overlast (laatste trends). en Illegale handel, bezit en productie (laatste trends)
    • Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag 2022

      Akkermans, M.; Derksen, E.; Moons, E.; Wingen, M.; Kloosterman, R. (CBS, 2023-01-13)
      Hoeveel Nederlanders zijn in 2022 slachtoffer geweest van huiselijk geweld en van seksueel grensoverschrijdend gedrag? Wie zijn de plegers van dit geweld? Wat zijn de gevolgen ervan voor het slachtoffer? Praten ze over hun ervaringen? En hoe heeft het slachtofferschap van huiselijk geweld en van seksueel grensoverschrijdend gedrag zich tussen 2020 en 2022, een periode waarin de coronapandemie domineerde, ontwikkeld? Deze vragen, en nog meer, worden in deze Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag (PHGSG) 2022 beantwoord. De PHGSG heeft als doel de jaarprevalentie van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag in Nederland systematisch in beeld te gaan brengen, en ook te onderzoeken of de jaarprevalentie in de tijd aan verandering onderhevig is. Na de eerste meting in 2020 (zie link hiernaast) is dit de eerste vervolgmeting. In 2024 zal een tweede vervolgmeting plaatsvinden; over herhaling in 2026 en 2028 wordt op een later moment besloten. Dit onderzoek van 2022 zal de kortetermijnontwikkelingen in beeld brengen en het onderzoek van 2024 en die van de eventuele volgende jaren zullen langetermijntrends in de ontwikkeling van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag zichtbaar kunnen maken. INHOUD Inleiding Verbale agressie in huiselijke kring Fysiek geweld in huiselijke kring Dwingende controle in huiselijke kring Stalking door ex-partner Offline seksuele intimidatie Online seksuele intimidatie Fysiek seksueel geweld Aanvulleden thema's Totaalbeeld huiselijk geweld en grensoverschijdend gedrag Maatschappelijke context onderzoek: corona en media-aandacht Conclusies en aanbevelingen
    • Evaluatie wet uitbreiding spreekrecht slachtoffers en nabestaanden in het strafproces

      Kragting, M.; Augusteijn, F.; Elbers, N.; Waardt, M. de; Beijers, J.; Pemberton, A.; Kunst, M. (Nederlands Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR), 2022-12-29)
      Dit onderzoek betreft een empirische evaluatie van een van de slachtofferrechten: het onbelemmerde spreekrecht. Slachtoffers mogen zich sinds juli 2016 onbelemmerd uitlaten over de onderwerpen die zij graag willen bespreken. Zij mogen zich dus over de gevolgen van het misdrijf, maar ook over de schuld van de verdachte, het bewijs, de op te leggen sanctie en hoe zij het strafproces ervaren. Deze evaluatie is erop gericht om te onderzoeken in welke mate de uitbreiding van het spreekrecht tegemoet is gekomen aan de behoefte van slachtoffers om zich meer te uiten. Daarnaast is het doel te achterhalen of het onbelemmerde spreekrecht negatieve effecten heeft. De centrale onderzoeksvraag in dit evaluatieonderzoek is: Wat is het verloop van en hoe zijn de ervaringen met het onbelemmerd spreekrecht? INHOUD Introductie Literatuuronderzoek Rechtbankobservaties Slachtofferverklaringen en vonnissen Vragenlijstonderzoek Interviews met professionals Interviews slachtoffers Conclusie en discussie
    • Naleving van de AVG door overheden - Verkennende analyse

      Winter, H.; Geertsema, B.; Drouen, Th.; Bergen, E. van; Boxum, Chr. (Pro Facto, 2022-12-29)
      Overheden dienen bij de verwerking van de persoonsgegevens de normen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in acht te nemen: de verwerking moet plaatsvinden op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is, gebonden zijn aan specifieke doelen en mag niet verder gaan dan voor het betreffende doel noodzakelijk is. De verwerkingsverantwoordelijke – degene die het doel en de middelen van de gegevensverwerking bepaalt – moet ervoor zorgen dat de gegevens juist zijn, passende organisatorische en technische maatregelen nemen voor de beveiliging daarvan en kunnen aantonen dat de gegevens zorgvuldig worden verwerkt. De overheid heeft een voorbeeldfunctie bij de naleving van wettelijke en verdragsrechtelijke normen en burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat hun gegevens goed zijn beschermd. De centrale vraag luidt als volgt: Wat zijn de meest voorkomende onduidelijkheden en problemen binnen overheidsorganisaties bij naleving van de AVG en welke oorzaken vallen daarvoor aan te wijzen? INHOUD Inleiding Onderzoeksaanpak Bestaand beeld Casestudy's Vergelijkende analyse Conclusie
    • Deelevaluatie vier maatregelen weigeraanpak

      Verbeek, E.; Haalen, D. van; Homburg, G.; Kuin, M.; Braakman, M. (medew.) (Regioplan, 2022-12-28)
      Het komt regelmatig voor dat verdachten medewerking aan gedragskundig onderzoek weigeren, in het bijzonder bij het klinisch gedragskundig onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC). Hier worden ver-dachten van ernstige delicten onderzocht aan wie mogelijk een tbs-maatregel kan worden opgelegd. Om weigeren van medewerking aan gedragskundig onderzoek tegen te gaan, heeft het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) een ‘weigeraanpak’ ontwikkeld, met als doelstellingen: veiliger maken van de maatschappij ten aanzien van weigerende verdachten; terugdringen van het aantal weigeraars; terugdringen van het effect van weigeren. De ‘weigeraanpak’ bestaat uit diverse onderdelen die onderzocht worden in een aantal deelonderzoeken. Deze rapportage doet verslag over één van de deelonderzoeken naar de wetswijzigingen en de (ongewenste) neveneffecten daarvan. Daartoe zijn vier maatregelen uit de weigeraanpak (gedeeltelijk) geëvalueerd: de regeling weigerende observandi (hierna: de regeling); de aanscherping van het begrip ‘stoornis’; de verduidelijking van het risicocriterium; de aanpassing van de rechtspositie van tbs-gestelden. Binnen de evaluatie zijn de implementatie, uitvoering, neveneffecten en knelpunten van de vier maatregelen onderzocht. Daarnaast is de bijdrage van de vier maatregelen aan de doelen van de weigeraanpak geëvalueerd en zijn mogelijke aanpassingen van de vier maatregelen die het doelbereik zouden kunnen vergroten geïnventariseerd. Dit onderzoek omvat geen evaluatie van de effecten van de vier maatregelen. INHOUD Inleiding Implementatie van de vier maatregelen Uitvoering en doelbereik van de vier maatregelen Samenvatting en conclusie
    • Inzichten in de effectiviteit van preventieve instrumenten in de strijd tegen georganiseerde criminaliteit

      Pardal, M.; Eekelschot, L.; Hoorens, S.; Blondes, E.-L. (Rand Europe, 2022-12-27)
      Georganiseerde criminaliteit vormt een bedreiging voor de veiligheid van de maatschappij en de integriteit van het openbaar bestuur. Hoewel preventieve maatregelen doeltreffend kunnen zijn bij de preventie van bepaalde soorten criminaliteit, is weinig bekend over de daadwerkelijke effectiviteit van de instrumenten die georganiseerde criminaliteit zouden moeten voorkomen. Er is daarom behoefte aan meer inzicht in wat binnen- en buitenlandse wetenschappelijke literatuur rapporteert over de effectiviteit van preventieve instrumenten tegen georganiseerde criminaliteit. Dit onderzoek richt zich op de preventie van georganiseerde criminaliteit en in het bijzonder op de volgende drie aan georganiseerde criminaliteit verbonden activiteiten: 1) drugsproductie en -handel, 2) wapenhandel en -smokkel, en 3) mensenhandel en -smokkel. Bovendien zijn alleen studies meegenomen waarin duidelijk wordt aangegeven dat de daarin beschreven instrumenten een beoogd preventief doel hebben, ook als de maatregelen daarnaast nog een ander doel dienen. Daarnaast willen we met deze studie in de eerste plaats de beschikbare literatuur over de effectiviteit van de toepassing van preventieve instrumenten in kaart brengen. Het onderzoek is dan ook uitsluitend gericht op studies die de effectiviteit van de preventieve instrumenten op dit gebied (en met betrekking tot de belangrijkste criminele activiteiten in kwestie) trachtten te evalueren of te bestuderen. INHOUD Introductie De aanpak van georganiseerde criminaliteit in Nederland Theoretische onderbouwing van de preventie van georganiseerde criminaliteit Methodische aanpak van het onderzoek De geëvalueerde preventieve instrumenten in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit: bevindingen van de literatuurstudie Uitdagingen bij de evaluatie van de preventieve aanpak van georganiseerde criminaliteit Conclusies
    • Onbenut potentieel - Kwalitatief onderzoek naar werkzame factoren in de opzet en uitvoering van de maatregel plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD)

      Martinelli, Th.; Struijk, S.; Barendregt, C.; Wolf, M. van der (Onderzoeksinstituut IVO, 2022-12-27)
      Onderzocht is hoe de ISD-maatregel tot stand is gekomen, wat de aannames zijn achter het wettelijk kader en het beleid, hoe die aannames zich verhouden tot de literatuur en wat dit betekent voor de uitvoering en mogelijke werkzaamheid van de maatregel. Kern van de onderzoeksbevindingen is dat er onduidelijkheid bestaat over het doel van de ISD. Deze maatregel behelst namelijk twee doelen met ieder een eigen perspectief. Aan de ene kant het kortetermijnperspectief: het beschermen van de samenleving tegen de criminaliteit en overlast afkomstig van stelselmatige daders, door opsluiting in een speciale inrichting binnen een Penitentiaire Inrichting (PI) gedurende maximaal twee jaar. Aan de andere kant is er het langetermijnperspectief: resocialisatie via het verminderen van de problematiek van personen die tot de ISD zijn veroordeeld, door het aanbieden van een intensief zorg- en behandeltraject tijdens de vrijheidsbeneming. INHOUD Onderzoeksopzet en methoden Planevaluatie ISD-beleid: wat is de beleidstheorie van de ISD-maatregel Procesevaluatie deel 1: invulling van de ISD op basis van documenten en procedures Procesevaluatie deel 2: praktijkervaring met de ISD Conclusie en discussie
    • Boetes uit het buitenland - Verkeersboetes uit andere Europese lidstaten opgelegd aan en betaald door houders van Nederlandse kentekens

      Bolten, M.; Verhagen, P.; Velde, R. te (Dialogic innovatie interactie, 2022-12-24)
      Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de inningspercentages van buitenlandse boetes voor houders van Nederlandse kentekens. In dit hoofdonderzoek stonden de volgende onderzoeksvragen centraal: Hoeveel boetes en welke boetebedragen worden in het buitenland opgelegd aan Nederlandse kentekenhouders voor de acht soorten verkeersovertredingen onder de CBE-richtlijn, zo mogelijk per land over een reeks van recente jaren? Wat zijn de inningspercentages van deze buitenlandse boetes en boetebedragen aan Nederlandse kentekenhouders, zo mogelijk per land over een reeks van recente jaren? Hoe betrouwbaar zijn de beschikbare gegevens en wat betekent dit voor de rapportage of de conclusies van het onderzoek? INHOUD Introductie Transnationaal innen van verkeersboetes Resultaten per land Antwoord op de onderzoeksvragen Reflecties