Now showing items 1-20 of 3406

    • Tijdelijk thuis? - De positie van Oekraïense vluchtelingen in Nederland

      Noyon, S.; Maliepaard, M.; Enk, B. van; Barsegyan, V.; Negash, S.M.; Otten, K. (WODC, 2024-11-28)
      Dankzij de Richtlijn Tijdelijke Bescherming (RTB) krijgen Oekraïense vluchtelingen toegang tot niet alleen opvang en zorg, maar ook werk. Dat beleid werpt zijn vruchten af: ruim de helft van de Oekraïense vluchtelingen is aan het werk. Zij werken echter meestal aan de onderkant van de arbeidsmarkt en (ver) onder hun opleidingsniveau. Verder ervaren veel van deze vluchtelingen mentale problemen en stress. Ook spreken de meesten geen Nederlands, mede omdat de RTB niet voorziet in structurele participatiemogelijkheden zoals taalles. De tijdelijkheid van de opvang biedt hen dus enerzijds kansen, maar belemmert hen ook om volwaardig deel te gaan uitmaken van de Nederlandse samenleving. Terwijl de meeste Oekraïners ondertussen wel al sterk gericht zijn op Nederland en mogelijk besluiten te blijven. Er zijn momenteel meer dan 117.000 Oekraïense vluchtelingen geregistreerd in Nederland. Zij worden opgevangen onder de RTB, en doorlopen niet de reguliere asielprocedure. In dit onderzoek is in kaart gebracht hoe zij hun weg vinden in Nederland. INHOUD Tijdelijk thuis? Schets van de context, beschrijvende resultaten en conclusies Demografie Vluchtgeschiedenis en verblijfsintenties Wonen Arbeidsmarkt Gezondheid Sociale contacten en taal Discriminatie en institutioneel vertrouwen
    • Verklarende factoren voor het volume van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringstrajecten - Tussenrapportage

      Bruning, M.; Zwan, P. van der; Capelleveen, N. van; Lenglet, M.; Klootwijk, A. (Universiteit Leiden, 2024-11-27)
      Sinds 2019 is er sprake van een landelijke daling in het volume van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringstrajecten. Dit onderzoek heeft tot doel om zowel een landelijk als regionaal beeld te schetsen van deze volumedalingen en om te identificeren welke factoren de daling mogelijk kunnen verklaren. Daarbij staat de volgende onderzoeksvraag centraal: welke factoren verklaren de volumeontwikkeling van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringstrajecten en zijn bruikbaar voor verdere beleidsvorming en het mogelijk kunnen anticiperen op toekomstige volumeontwikkelingen? Het onderzoek bestaat uit vier delen: een eerste verkenning van de verklarende factoren van de volumedalingen (deel A), een kwantitatieve (deel B) en kwalitatieve (deel C) verdieping in de omvang en ontwikkeling van het volume van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclasseringstrajecten in de afgelopen drie jaar op landelijk en regionaal niveau en een overkoepelende, verklarende analyse van de gevonden verklarende factoren en ontwikkelingen, gevolgd door een of meerdere scenario’s voor de ontwikkelingen in de komende drie jaar (deel D). In deze tussenrapportage worden de bevindingen van deelonderzoek A weergegeven. In dit deelonderzoek is verkennend en in de breedte onderzocht welke bevorderende en beperkende factoren volgens professionals werkzaam in de jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsketen mogelijk van invloed zijn op de volumedalingen in die ketens. INHOUD Inleiding en onderzoeksopzet Cijfermatige analyse Bevindingen vragenlijsten en focusgroep Tussenconclusie
    • Evaluatie Maatwerk-aanpak - Arbeidstoeleiding en arbeidsbemiddeling met behulp van vrijwilligers

      Blom, T.; Geest, J. van der; Stone, S.; Lugt, B. van der (Dialogic, 2024-11-27)
      Maatwerk is een pilot die tussen 2021 en 2024 door Gevangenenzorg Nederland (GNd) is uitgevoerd in de Penitentiaire Inrichting (PI) in Alphen aan den Rijn. Binnen deze pilot moes-ten gedetineerden gemotiveerd raken om aan de slag te gaan met hun toekomst, middels onder andere arbeidsintegratie, en speelden vrijwilligers een belangrijke rol. De aanpak moest aansluiten op het reguliere detentieverloop en toegankelijk zijn voor een zo groot mogelijke groep gedetineerden.Maatwerk is een pilot die tussen 2021 en 2024 door Gevangenenzorg Nederland (GNd) is uitgevoerd in de Penitentiaire Inrichting (PI) in Alphen aan den Rijn. Binnen deze pilot moes-ten gedetineerden gemotiveerd raken om aan de slag te gaan met hun toekomst, middels onder andere arbeidsintegratie, en speelden vrijwilligers een belangrijke rol. De aanpak moest aansluiten op het reguliere detentieverloop en toegankelijk zijn voor een zo groot mogelijke groep gedetineerden. Het doel van dit onderzoek is om te evalueren of de Maatwerk-aanpak ver genoeg ontwikkeld is om als volwaardige en effectieve aanpak beschreven te worden en bijdraagt aan de ar-beidsintegratie van deelnemende gedetineerden. Naast het vormen van een oordeel over het behalen van de directe doelen van de aanpak, wordt ook onderzocht welke neveneffecten zich voordoen. In dit onderzoek is ook gekeken of de aanpak verder gedeeld kan worden met andere vrijwilligersorganisaties en PI’s. INHOUD Inleiding Achtergrond Beschrijving van de Maatwerk-aanpak Interventielogica van de Maatwerk-aanpak Resultaten van de Maatwerk-pilot Ervaringen van betrokkenen met de Maatwerk-aanpak Synthese en conclusie Verwijzingen
    • Evaluatie Wet handhaving kraakverbod - Fase 2: één-meting

      Kruize, P.; Gruter, P. (Bureau Ateno, 2024-11-26)
      De Wet handhaving kraakverbod is op 1 juli 2022 in werking getreden. Belangrijkste doel van de nieuwe wet is om de doorlooptijd bij een strafrechtelijke ontruiming van een kraakpand te verkorten. Waar de krakers voorheen de mogelijkheid hadden een kort geding aan te spannen tegen de voorgenomen ontruiming bij de voorzieningenrechter, is het nu de rechter-commissaris die binnen drie dagen beslist over de eis tot ontruiming. Op deze wijze wil de wetgever het ‘woonmodel’-gedrag bij het kraken voorkomen. De evaluatie bestaat uit drie deelonderzoeken: de nul-meting, de één-meting en de eindevaluatie. Het hier voorliggende onderzoeksverslag beschrijft de uitkomsten van de één-meting waarmee de situatie anno 2023 – dus na het inwerkingtreden van de nieuwe wet – in kaart is gebracht. De tweeledige probleemstelling voor de één-meting luidt als volgt: Wat is de situatie met betrekking tot de aard en omvang van kraken alsmede de handhaving van het kraakverbod in het eerste jaar na de inwerkingtreding van de wet? En welke veranderingen zijn er opgetreden ten opzichte van de uitgangssituatie in het jaar voorafgaand aan de wetswijziging? Wat zijn de eerste gevolgen van de nieuwe wet voor enerzijds (de werkprocessen van en administratieve last voor) politie, OM en rechterlijke macht en anderzijds de rechtsbescherming van krakers, met name rond de toepassing van de ontruimingsmogelijkheid uit de wet? INHOUD Inleiding Kraakincidenten 2023: aard en omgeving Kraakincidenten 2023: procedures rond ontruimingen Veranderingen voor de nieuwe wet Strafrechtelijke vervolging van krakers Conclusies
    • Prevalentiemonitor Huiselijk Geweld en Seksueel Grensoverschrijdend gedrag 2024

      Derksen, E.; Kennis, M.; Kloosterman, R.; Moons, E.; Peters, V. (CBS, 2024-11-25)
      De monitor beschrijft de aard en de mate waarin huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag in Nederland voorkomen. De data zijn gebaseerd op zelfrapportage, dit betekent dat de respondent verslag doet van zijn eigen gevoelens en ervaringen. In deze monitor worden de volgende vormen van huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag apart besproken: psychisch geweld in huiselijke kring, fysiek geweld in huiselijke kring, stalking door ex-partner, offline seksuele intimidatie, online seksuele intimidatie en fysiek seksueel geweld. Waar in de voorgaande metingen (2020 en 2022) verbale agressie in huiselijke kring en dwingende controle in huiselijke kring als concepten werden gemeten, zijn deze in 2024 vervangen door het nieuwe concept psychisch geweld in huiselijke kring. De reeds gepubliceerde cijfers over huiselijk geweld in de eerdere monitors zijn daarmee niet een op een vergelijkbaar met de cijfers in de huidige monitor, het gaat hier om een andere operationalisering van huiselijk geweld. INHOUD Inleiding Psychisch geweld in huiselijke kring Fysiek geweld in huiselijke kring Stalking door ex-partner Offline seksuele intimidatie Online seksuele intimidatie Fysiek seksueel geweld Aanvullende thema's Totaalbeeld huiselijk geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag Conclusies
    • Rechtsstaat en onderzoek

      Bernasco, W.; Bleumink, R.; Boone, M.M.; Donker, A.G.; Meer, M. van der; Onna, J. van; Vecht, B. van der; Zebregs, S. (WODC, 2024-11-19)
      Samenvatting Tot een aantal jaar geleden beschouwden veel Nederlanders onze rechtsstaat als redelijk goed functionerend. Met name de toeslagenaffaire en onrust rondom de gaswinning in Groningen hebben daar verandering in gebracht. In het rechtsstaat-rapport van de Staatscommissie van 2024 werd geconcludeerd dat de rechtsstaat is verwaarloosd en nodig gerepareerd moet worden. Ook onderzoekers kunnen hieraan bijdragen. Daarbij gaat het niet alleen om staatsrechtelijk geleerden die kijken naar hoe de rechtstaat is of zou moeten worden ingericht. Er is meer diversiteit nodig in het onderzoek, bijvoorbeeld onderzoek waarin wordt gekeken naar de uitwerking die onderdelen van de rechtsstaat op mensen hebben. Dit themanummer van Justitiële verkenningen geeft een aantal voorbeelden van manieren waarop hier invulling aan kan worden gegeven. INHOUD Inleiding Marc Hertogh - Een empirische benadering van de rechtsstaat. Enkele hoofdlijnen voor een nieuwe onderzoeksagenda Quirine Eijkman en Esther van Eijk - Onderzoek naar toegankelijke (rechts)hulp: een versterkingvan de rechtsstaat? Maarten Stremler - De europeanisering van de Nederlandse rechtsstaat Jelle van Buuren - Wij, de levende vrouwen en mannen van vlees en bloed - Spelen om te leven Summaries
    • Draagvlak voor de legitieme portie

      Beuker, M.R.; Haan, M.; Haar, J.H.M. ter; Kolkman, W.D.; Verstappen, L.C.A.; Visser, I.; Zijlstra, A.E. (Rijksuniversiteit Groningen, 2024-11-18)
      Dit onderzoek gaat over de legitieme portie, waarop een kind aanspraak kan maken als het door een ouder in een testament is onterfd, zoals beschreven in art. 4:63 e.v. BW. Zonder testament zou een kind op grond van de wet erfgenaam worden van de ouder en dus ook recht hebben op spullen van de nalatenschap. Wanneer een kind is onterfd en vervolgens een beroep op de legitieme portie doet, dan krijgt het geen spullen, maar kan het kind wel geld eisen van de erfgenamen. In de literatuur en in de rechtspraktijk bestaat al langere tijd discussie over het bestaansrecht van en het draagvlak voor de legitieme portie. Familiebanden zouden mogelijk losser zijn geworden en het belang van de vrijheid om zelf te bepalen wat er met de nalatenschap gebeurt zou zijn gegroeid. Er is daarom meerdere malen gepleit voor afschaffing van de legitieme portie. De vraag naar afschaffing of behoud hangt samen met de vraag of binnen de Nederlandse bevolking draagvlak bestaat voor de legitieme portie. De vragen die in dit onderzoek centraal staan: Wat vindt de Nederlandse bevolking van de legitieme portie? Wat zijn de gevolgen als de legitieme portie afgeschaft zou worden? En daarop volgend: Wat moet er dan geregeld worden? Wat moet er gebeuren indien niet tot afschaffing zou worden overgegaan? (Dit gaat niet alleen over de wetgeving, maar ook over de rechtspraktijk.) INHOUD Inleiding Methodologie Algemene inleiding Rechtsvergelijking Enquête Sociologische aspecten Interviews Expertmeeting Conclusie en beantwoording onderzoeksvragen
    • Een sociaal notariaat? Toegankelijkheid notariële dienstverlening voor burgers en kleine bedrijven

      Voert, M. ter; Sportel, I.; Roes, S. (Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Radboud Universiteit Nijmegen, 2024-11-14)
      Dit onderzoek gaat over de staat van het notariaat en de toegankelijkheid van de notariële dienstverlening in het bijzonder. Hebben minderdraagkrachtigen voldoende toegang tot het notariaat en zou er een sociaal notariaat moeten komen? Onderzoeksvragen: Hoe toegankelijk is de notariële dienstverlening voor burgers en ondernemers? Hoe ziet het aanbod van de notariële dienstverlening er uit? Hoe kunnen eventuele knelpunten in de toegankelijkheid worden geadresseerd? INHOUD Inleiding Vraag en aanbod van notariële diensten Financiële toegankelijkheid van het notariaat Andere vormen van toegankelijkheid Verkenning van knelpunten en voorgestelde oplossingsrichtingen Conclusie
    • Parallelle economie

      Kruisbergen, E.; Soudijn, M.; Hooijmaaijers, S.; IJmker, S.; Veldhuizen, A. van; Darmont, E.; Schmitz, M.; Gorsira, M.; Verburgh, T.; Rijs, J. van (WODC, 2024-11-08)
      In de parallelle economie vinden (financieel-)economische activiteiten plaats die geheel of gedeeltelijk buiten overheidsregulering om gaan. Dat kan gebeuren om ideologische redenen, zoals afwijzing of verzet tegen de bestaande (economische) maatschappij. Maar er zijn ook minder verheven motieven te onderkennen, zoals simpelweg het willen vermijden van het reguliere betalingsverkeer en het bijbehorende toezicht, omdat er crimineel geld in het spel is. In dit nummer van Justitiële verkenningen wordt toegelicht welke verschijningsvormen er zijn van parallelle economische activiteiten en worden een aantal aspecten ervan nader besproken. INHOUD Inleiding Edwin Kruisbergen en Melvin Soudijn - Parallelle economie: Over ontwijken van en verzet tegen regulier financieel-economisch verkeer – een introductie Sjoerd Hooijmaaijers en Sander IJmker - De illegale economie en nationaal inkomen Melvin Soudijn - Waarom de groothandel in verdovende middelen niet zonder ondergrondse bankiers kan Adriaan van Veldhuizen en Eline Darmont - Los van het geld: soevereinen en het financiële systeem Michael Schmitz - Trade Based Money Laundering: uitdagingen en ontwikkelingen binnen de opsporing Madelijne Gorsira - Geconstrueerd vertrouwen: Een dossieronderzoek naar crimineel misbruik van de trustsector Thijmen Verburgh en Jocelyn van Rijs - De vermenging van ideologie en criminaliteit bij cryptovaluta Summaries
    • Drie jaar legaal online gokken - Evaluatie van de Wet Kansspelen op afstand

      Blom, T.; Boiten, M.; Hanswijk, M.; Stone, S.; Crielaard, J.; Bongers, F. (Dialogic, 2024-11-05)
      Het doel van dit onderzoek is om inzicht te geven in een aantal aspecten van de Wet Kansspelen op afstand (Wet Koa). Hierbij gaat het om: De mate en wijze van uitvoering van maatregelen die in de Wet Koa staan. De bedoelde en onbedoelde effecten van de Wet Koa. De attitude van verschillende stakeholdergroepen ten aanzien van de Wet Koa en de uitvoering en effecten daarvan. De mogelijkheden om de huidige wet- en regelgeving en uitvoeringspraktijk te verbeteren. INHOUD Introductie van de evaluatie Beleidsgeschiedenis online kansspelen De beleidslogica van de Wet KOA De Nederlandse online kansspelmarkt De uitvoeringspraktijk van de Wet KOA Toezicht en handhaving De beoogde en neveneffecten van de Wet KOA Conclusies, lessen en aanknopingspunten om te verbeteren
    • Met beleid vooruit? - Wat betekent het opvang-, inburgerings- en spreidingsbeleid voor ontwikkelingen in de positie en leefsituatie van statushouders?

      Dagevos, J.M. (red.); Maliepaard, M. (red.); Mooij-Schep, M. de (red.); Schans, D.; Nooitgedagt, W.; Barsegyan, V.; Negash, S.M.; Driessen, Z.; Hogendoorn, B.; Huisman, C.; et al. (Erasmus Universiteit Rotterdam, 2024-11-04)
      Wat is het effect van het inburgeringsbeleid op integratie van Syrische vluchtelingen die hier nu al 7 tot 10 jaar wonen? Het blijkt dat een inburgeringtijd met veel participatie, zoals taallessen en (vrijwilligers)werk, leidt tot betere beheersing van de Nederlandste taal. En als gevolg daarvan: het vinden van een betaalde baan. Het spreidingsbeleid zorgt dat statushouders niet onnodig langer in de opvang hoeven blijven. Wat zou leiden tot een lager taalniveau, net als veel verhuizingen in die periode. Wel zorgt de spreidingswet voor verschil in kansen op een betaalde baan, omdat niet in elke regio evenveel (geschikte) banen te vinden zijn. INHOUD Inleiding Ontwikkelingen in de taalverwerving van Syrische Nederlanders (Niet) langer afhankelijk? De effecten van opvang- en inburgeringsbeleid op de uitstroom uit de bijstand naar werk onder statushouders De invloed van (on)succesvolle inburgering op de positie op de arbeidsmarkt De ontwikkeling van psychische gezondheid van Syrische oorlogsvluchtelingen in Nederland Ervaren uitsluiting en de invloed van beleidsfactoren Ongelijke baankansen als gevolg van spreidingsbeleid: welke ontwikkelingen zijn er over de tijd? De invloed van de plaatsingsgemeente op sociale contacten van Syrische statushouders
    • Evaluatie pilot kleinschalige detentievoorziening Middelburg

      Kuin, M.; Berg, B. van den; Bastiaansen, C.; Raaijmakers, N. (Regioplan Beleidsonderzoek, 2024-10-25)
      De Kleinschalige Voorziening Middelburg (KVM) is een pilot die in 2020 operationeel geworden is. Het is een detentievoorziening voor mannelijke zelfmelders met een straf(restant) van maximaal één jaar. De detentievoorziening is gericht op zelfmelders die voorafgaand aan de detentie werkten aan een delictvrij en geïntegreerd leven en gemotiveerd zijn dat tijdens detentie te blijven doen. In de KVM wordt het strafdoel vergelding gecombineerd met behoud van positieve leefgebieden. Daartoe krijgen zelfmelders de mogelijkheid om hun werk of andere zinvolle (gestructureerde) dagbesteding tijdens detentie voort te zetten. Het onderzoek heeft als doel om de populatie, de uitvoering en ervaringen en de lessen die hieruit te trekken zijn in kaart te brengen. Daarvoor zijn de werkzame mechanismen van de kleinschalige, regionale en open detentievorm van KVM inzichtelijk gemaakt, de kenmerken en de leefsituatie van de gedetineerden in de KVM onderzocht, de ervaringen van professionals, (ex-)gedetineerden en overige betrokkenen verzameld, ontwikkelingen sinds 2021 verkend en mogelijkheden voor verbetering en continuering van de KVM geïnventariseerd. De evaluatie beantwoordt de volgende onderzoeksvragen: Wat is er in de wetenschappelijke literatuur bekend over de werkzame mechanismen van kleinschalige, regionale en open vormen van detentie? En in hoeverre worden die inzichten toegepast in de pilot KVM? Hoe zien de populatie en het verloop van gedetineerden in de KVM eruit? Wat was de ontwikkeling in de leefsituatie (werk/inkomen/huisvesting/zorg etc.) en de DJI-leefgebieden van de zelfmelders in de KVM, tussen het moment van in- en uitstroom? Wat zijn de ervaringen van professionals met de KVM? Wat zijn de ervaringen van gedetineerden met de KVM? Wat zijn de ervaringen van andere betrokkenen met de KVM? Hoe verhouden de leefsituatie en ervaringen zoals bedoeld in vraag 3, 4, 5 en 6 zich tot de populatie en het verloop van gedetineerden van de KVM uit vraag 2? Welke ontwikkelingen zijn er gelet op de hindernissen, succesvolle onderdelen en leerpunten, zoals genoemd in de plan- en procesevaluatie uit 2021? Welke veranderingen zijn nodig voor het verbeteren of continueren van de werkwijze van de KVM? INHOUD Inleiding Achtergrond en opzet KVM Werkzame mechanismen Kenmerken en ontwikkelingen populatie Uitvoering en ervaringen Samenvatting en conclusie
    • National Risk Assessment on Money Laundering for the Netherlands 2023

      Veen, H.C.J. van der; Heuts, L.F. (WODC, 2024-10-24)
      The Dutch policy for the prevention and repression of money laundering is based on the recommendations of the Financial Action Task Force (FATF) and regulations of the European Union (EU). As a member of the FATF, the Netherlands is bound by the recommendations of this intergovernmental body aimed at taking preventive and repressive measures against money laundering and terrorist financing, measures with regard to national legal systems and international cooperation. For the EU member states, most of the FATF recommendations have been converted into several successive Anti-Money Laundering Directives. Based on these directives, the EU member states must implement a risk-oriented policy against money laundering and terrorist financing and establish a National Risk Assessment (NRA). For the Netherlands, the implementation of the NRA is laid down in the Money Laundering and Terrorist Financing Prevention Act (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, Wwft). The risk analysis carried out for the NRA covers the period January 2020 to June 2023. The NRA has a fivefold purpose: identifying the money laundering threats with the greatest potential impact (i.e. the greatest money laundering threats); determining the level of potential impact of the greatest money laundering threats; determining the level of resilience of the policy instruments for the prevention and/or repression of the greatest money laundering threats; providing insight into the nature and mechanisms of the greatest money laundering threats; and determining the risk level of the greatest money laundering threats by comparing the potential impact of the threats and the resilience of the policy instruments. CONTENT Introduction Research methodology What makes the Netherlands vulnerable to money laundering? Greatest money laundering threats Resilience of the policy instruments Conclusions
    • National Risk Assessment on Terrorist Financing for the Netherlands 2023

      Veen, H.C.J. van der; Heuts, L.F. (WODC, 2024-10-24)
      The Dutch policy for the prevention and combat1 of terrorist financing is based on the recommendations of the Financial Action Task Force (FATF) and regulations of the European Union (EU). As a member of the FATF, the Netherlands is bound by the recommendations of this intergovernmental body aimed at taking preventive and repressive measures against money laundering and terrorist financing, measures with regard to national legal systems and international cooperation. For the EU member states, most of the FATF recommendations have been converted into several successive Anti-Money Laundering Directives. Based on these directives, the EU member states must implement a risk-oriented policy against money laundering and terrorist financing and establish a National Risk Assessment (NRA). For the Netherlands, the implementation of the NRA is laid down in the Money Laundering and Terrorist Financing Prevention Act (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, Wwft). The risk analysis carried out for the NRA covers the period January 2020 to June 2023.The NRA has a fivefold purpose: identifying the terrorist financing threats with the greatest potential impact (i.e. the greatest terrorist financing threats); determining the level of potential impact of the greatest terrorist financing threats; determining the level of resilience of the policy instruments for the prevention and/or repression of the greatest terrorist financing threats; providing insight into the nature and mechanisms of the greatest terrorist financing threats; and determining the risk level of the greatest terrorist financing threats by comparing the potential impact of the threats and the resilience of the policy instruments. CONTENT Introduction Research methodology What makes the Netherlands vulnerable to terrorist financing? Greatest terrorist financing threats Resilience of the policy instruments Conclusions
    • Strafverhogingen bij Veilige Publieke Taak-delicten - Hoe voor VPT-feiten strafeisen en straffen worden bepaald

      Abraham, M.; Piepers, N.; Wilde, B. de; Krouwel, L. (medew.); Bos, D. (medew.) (DSP-groep, 2024-10-23)
      Delicten tegen medewerkers met een publieke taak worden aangeduid met de term VPT-delicten, waarbij VPT staat voor Veilige Publieke Taak. Een uitgangspunt van het VPT-beleid is dat agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak streng moet worden bestraft. Dit onderzoek beoogt inzicht te bieden in de wijze waarop strafeisen en straffen door officieren van justitie en rechters worden bepaald voor VPT-feiten. Het doel is om inzicht te geven in de straffen – de strafsoort (en modaliteit) en strafhoogte - die worden geëist en opgelegd bij VPT-feiten en de mate waarin strafverhogingen worden toegepast. INHOUD Inleiding Beknopte schets van beleidsmatige context Normatief kader Bepaling van straffen en strafeisen door officieren van justitie: interviews Straftoemeting door rechters: interviews Straftoemeting door rechters: jurisprudentieonderzoek Straftoemeting door rechters en officieren van justitie: data-analyse Conclusies en discussie
    • Het gedragen kind - Prevalentie en Praktijk van Draagmoederschap in Nederland

      Zon, K.A.M. van der; Smeets, D.J.H.; Youssef, D. (medew.); Klootwijk, A.J. (medew.) (Universiteit Leiden, 2024-10-17)
      Het doel van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de prevalentie van draagmoederschap in Nederland in de periode van 2017 tot en met 2022 en de karakteristieken van deze draagmoederschapstrajecten. De centrale vraagstelling van dit onderzoek is tweeledig: Prevalentie van draagmoederschapstrajecten: Wat is de prevalentie van draagmoederschap in Nederland in de periode 2017-2022? Hierbij wordt ook gekeken naar verschillende soorten trajecten en routes om juridisch ouderschap en gezag te regelen. Praktijk van draagmoederschapstrajecten en ervaringen van betrokkenen: Hoe zien draagmoederschapstrajecten eruit in de huidige situatie? Hierbij zal zowel worden gekeken naar de feitelijke vormgeving van trajecten en knelpunten daarbij, als naar de ervaringen van betrokkenen bij het traject. INHOUD Inleiding Methoden Prevalentie van draagmoederschap in Nederland Totstandkoming en verloop trajecten Juridische routes bij draagmoederschap Bescherming van betrokkenen Kinderen geboren via draagmoederschapstrajecten Slotbeschouwing
    • De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in 2022 - Kenmerken van uitspraken tot opleggingen en tenuitvoerleggingen

      Broek, T. van den; Klooster, S.A.A. van 't; Nagtegaal, M.H. (WODC, 2024-10-16)
      Dit rapport beschrijft de kenmerken van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen (GVM’s) in 2018 tot en met 2022. De GVM is een van de drie onderdelen van de Wlt en geldt vanaf 1 januari 2018. Met deze zelfstandige toezichtmaatregel kan toezicht worden gehouden na afloop van een gevangenisstraf en/of tbs-maatregel. De onderzoeksvragen gaan over het aantal opleggingen, kenmerken van de opleggingen, adviezen van de reclassering en het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) en de argumentatie van de rechtbanken en hoven. Ook zijn kenmerken vastgelegd van uitspraken over de tenuitvoerlegging van de GVM, en over één verlenging van een GVM.
    • Rechtsbescherming bij kinderbeschermingsmaatregelen geborgd? - Evaluatie pilot kosteloze rechtsbijstand kinderbescherming

      Winter, H.; Veen, C.; Beukers, M.; Bergen, E. van; Bekkering, J.; Veen, C. (Pro Facto, 2024-10-15)
      In de pilot kosteloze rechtsbijstand kinderbescherming kunnen ouders kosteloos worden bijgestaan door een gespecialiseerd advocaat bij procedures rond gezagsbeëindiging en een eerste verzoek tot (spoed)uithuisplaatsing. Zo krijgen zij een meer gelijkwaardige positie ten opzichte van de andere procespartijen (equality of arms), bij procedures die diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer. Dit onderzoek gaat over het verloop, de uitvoering en de resultaten van deze pilot. Het brengt in kaart welke gevolgen deze pilot heeft voor de uitvoeringspraktijk en beschrijft in hoeverre kosteloze rechtsbijstand de rechtsbescherming van ouders en kinderen in de jeugdbescherming vergroot. Deze onderzoeksvragen zijn beantwoord: In hoeverre draagt het bieden van kosteloze rechtsbijstand, in het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand kinderbescherming, bij aan de benodigde (juridische) ondersteuning en rechtsbescherming van ouders en kinderen in procedures bij gezagsbeëindiging en uithuisplaatsing? Wat zijn de uitvoeringslasten, kosten en (neven)effecten van de pilot kosteloze rechtsbijstand kinderbescherming? Op welke wijze kan (juridische) ondersteuning van ouders en kinderen in procedures bij gezagsbeëindiging en uithuisplaatsing (en in de jeugdbescherming) structureel het beste worden vormgegeven?INHOUDSOPGAVE Inleiding Juridisch en beleidsmatig kader Cijfers Uitvoering Ondersteuning en rechtsbescherming Structurele regeling voor (kosteloze) rechtsbijstand en alternatieven Conclusie In de loop van dit onderzoek zijn ook twee tussenrapportages verschenen. Zie in linkerkolom onder 'externe link' de documenten.
    • Hot victims of hot shifts? - Onderzoek naar herhaald slachtofferschap onder politie, boa’s en brandweer

      Krouwel, L.; Nauta, O.; Bos, D.; Pemberton, A. (medew.); Abraham, M. (medew.); Gnimavo, T. (medew.); Kistemaker, C. (medew.); Klein Kranenburg, L. (medew.); Straaten, G. van (medew.) (DSP-groep, 2024-10-10)
      Het doel van dit onderzoek is om in beeld te brengen wat de voorspellende indicatoren voor het herhaald meemaken van agressie en geweld zijn. Met dit inzicht ontstaat een handelingsperspectief op mogelijke interventies en maatregelen om agressie en geweld tegen deze groep te voorkomen. Het onderzoek focust zich op politieagenten, boa’s en brandweerlieden, omdat deze beroepsgroepen zijn geprioriteerd door de taskforce en een relatief hoog risico lopen om slachtoffer te worden van agressie en geweld. Door middel van literatuuronderzoek, data-analyse van aangifteregistraties, dossieronderzoek van aangiftes, interviews, enquête en focusgroepen met teamleiders en medewerkers preventie en nazorg hebben we de omvang van herhaald slachtofferschap en indicatoren per beroepsgroep in kaart gebracht. INHOUD Inleiding Inzichten uit de literatuur Omvang en vormen Indicatoren Verbetermogelijkheden Conclusies
    • Onderweg naar betere rechtshulp - Inzichten en kansen afgeleid uit 34 pilots bij het Programma stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand

      Verhoeven, W.J.; Geurts, T.; Hoekstra, M.S.; Riezen, R.R. van; Scheepmaker, M.P.C.; Teeuwen, G. (WODC, 2024-10-10)
      In 2018 is het ‘Programma stelselvernieuwing rechtsbijstand’ opgezet. Een belangrijk onderdeel van dit programma is een verkennende aanpak in de vorm van pilots. Het idee achter het werken met pilots is dat mogelijke onderdelen van een gewijzigd stelsel eerst op kleine schaal in de praktijk kunnen worden uitgeprobeerd. Deze zogenoemde pilotfase (lopend vanaf eind 2019 tot en met 31 december 2022) is afgesloten met een evaluatie van elke pilot. Met het oog op de verdere uitwerking van de stelselwijziging gesubsidieerde rechtsbijstand bestaat behoefte aan een overzicht van wat de pilotfase heeft opgeleverd in termen van effectieve pilotelementen. Ook is er behoefte aan een overzicht van wat nodig is voor een succesvolle doorwerking in het stelsel van de met de pilots behaalde resultaten. Deze overkoepelende studie beoogt in beide behoeftes te voorzien. Hiervoor is een vierdelige algemene vraagstelling opgesteld: Welke doelstelling ligt ten grondslag aan de stelselwijziging gesubsidieerde rechtsbijstand en in hoeverre sluiten de individuele pilots aan bij die doelstelling? In welke mate bieden de beschikbare empirische bevindingen ondersteuning voor de effectiviteit van de werkwijzen en instrumenten uit de pilots? In hoeverre kunnen de werkwijzen en instrumenten bijdragen aan het realiseren van de doelstelling van de stelselwijziging rechtsbijstand? Wat is nodig voor een succesvolle doorwerking of opschaling van pilotresultaten en uiteindelijk een duurzame wijziging van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand? INHOUD Overkoepelend onderzoek van 34 pilotevaluaties in het kader van de stelselwijziging rechtsbijstand Aansluiting tussen pilots en doelstelling van de stelselwijziging rechtsbijstand Opbrengsten van de pilotfase van de stelselwijziging rechtsbijstand Aandachtspunten voor implementatie Eindconclusie