Financiële sporen van misdaad
dc.coverage.spatial | Nederland | |
dc.date.accessioned | 2021-01-20T08:54:19Z | |
dc.date.available | 2021-01-20T08:54:19Z | |
dc.date.issued | 1996 | |
dc.identifier.uri | http://hdl.handle.net/20.500.12832/631 | |
dc.description.abstract | Begin jaren negentig lcregen de financiele aspecten van de strijd tegen criminele ondernemingen een hoge plaats op de politiele en justitiele agenda: de geldstromen van misdaadondernemers moesten beter in het vizier komen, er diende een 'buitgerichte' aanpalc te komen, terwijl het crirninele kapitaal moest worden 'afgeroomd'. De wettelijke hulpmiddelen werden aangescherpt en uitgebreid. Op 1 februari 1994 trad de Wet MOT (Melding Ongebruikelijke 11ansacties) in werking, terwijl de Ontnemingswetgeving (`Plukze') reeds op 1 maart 1993 een aanvang nam. De Wet MOT is ingevoerd om witwaspraktijken tegen te gaan en het financiele stelsel schoon te houden. 'Plukze' is de wat onbezonnen term voor de wet die regelt dat beslag mag worden gelegd op wederrechtelijk verkregen vermogen in de vorm van geld en/of goederen. Onlangs is de uitvoering van beide wetten door het WODC geevalueerd (G.J. Terlouw en U. Aron, Twee jaar MOT, en J.M. Nelen en V. Sabee, Het vermogen te ontnemen). Uit het rapport inzake de ontnemingswetgeving blijkt dat de verwachtingen van de 'Plukze'-wet niet zijn uitgekomen. In 1995 leverde het kaalplukken zes miljoen gulden op, in plaats van de beoogde achtentwintig. Bovendien is de 'lien zaken'-richtlijn, het voorschrift dat iedere officier van justitie jaarlijks lien ontnemingszaken aanhangig moet maken, te hoog gegrepen. `De teller is in 1995 blijven steken bij 969 zaken, ofwel achtentwintig procent.' Deze bevindingen werpen vele vragen op. Gaat het om aanloopmoeilijkheden of is de inzet van de nieuwe wetgeving te hoog? Worden er teveel loze' meldingen doorgesluisd? Moet het witwassen zelf niet als delict worden vervolgd? Blijkt uit het feit dat Nederlandse witwassers meer en meer uitwijken naar Seigle dat de Wet MOT toch haar vruchten afwerpt? Wat zijn de neveneffecten van de nieuwe buitgerichte aanpak? Behoort het binnenhalen van misdaadgeld wel tot de taken van justitie? Moet de aandacht niet terug naar de daadwerkelijk gepleegde strafbare feiten en vervolging van de daders? De bijdragen in dit nummer vormen een gedeeltelijke weerslag van het congres Blik op buit dat door het WODC onlangs werd georganiseerd. De inleidende en beschouwende bijdragen van dat congres zijn hier opgenomen. | |
dc.relation.ispartofseries | Justitiële verkenningen 1996/09 | |
dc.subject | Criminaliteitsopbrengst | |
dc.subject | Wet- en regelgeving | |
dc.subject | Voordeelsontneming | |
dc.subject | Forensische accountancy | |
dc.subject | Witwassen | |
dc.subject | Jeugdcriminaliteit | |
dc.subject | Bureau financiele ondersteuning | |
dc.subject | Melding ongebruikelijke transactie | |
dc.subject | Sfo | |
dc.title | Financiële sporen van misdaad | |
dc.type | rapport | |
dc.identifier.project | JV1996/09 | |
refterms.dateFOA | 2021-01-20T08:54:19Z | |
html.description.abstract | Begin jaren negentig lcregen de financiele aspecten van de strijd tegen criminele ondernemingen een hoge plaats op de politiele en justitiele agenda: de geldstromen van misdaadondernemers moesten beter in het vizier komen, er diende een 'buitgerichte' aanpalc te komen, terwijl het crirninele kapitaal moest worden 'afgeroomd'. De wettelijke hulpmiddelen werden aangescherpt en uitgebreid. Op 1 februari 1994 trad de Wet MOT (Melding Ongebruikelijke 11ansacties) in werking, terwijl de Ontnemingswetgeving (`Plukze') reeds op 1 maart 1993 een aanvang nam. De Wet MOT is ingevoerd om witwaspraktijken tegen te gaan en het financiele stelsel schoon te houden. 'Plukze' is de wat onbezonnen term voor de wet die regelt dat beslag mag worden gelegd op wederrechtelijk verkregen vermogen in de vorm van geld en/of goederen. Onlangs is de uitvoering van beide wetten door het WODC geevalueerd (G.J. Terlouw en U. Aron, Twee jaar MOT, en J.M. Nelen en V. Sabee, Het vermogen te ontnemen). Uit het rapport inzake de ontnemingswetgeving blijkt dat de verwachtingen van de 'Plukze'-wet niet zijn uitgekomen. In 1995 leverde het kaalplukken zes miljoen gulden op, in plaats van de beoogde achtentwintig. Bovendien is de 'lien zaken'-richtlijn, het voorschrift dat iedere officier van justitie jaarlijks lien ontnemingszaken aanhangig moet maken, te hoog gegrepen. `De teller is in 1995 blijven steken bij 969 zaken, ofwel achtentwintig procent.' Deze bevindingen werpen vele vragen op. Gaat het om aanloopmoeilijkheden of is de inzet van de nieuwe wetgeving te hoog? Worden er teveel loze' meldingen doorgesluisd? Moet het witwassen zelf niet als delict worden vervolgd? Blijkt uit het feit dat Nederlandse witwassers meer en meer uitwijken naar Seigle dat de Wet MOT toch haar vruchten afwerpt? Wat zijn de neveneffecten van de nieuwe buitgerichte aanpak? Behoort het binnenhalen van misdaadgeld wel tot de taken van justitie? Moet de aandacht niet terug naar de daadwerkelijk gepleegde strafbare feiten en vervolging van de daders? De bijdragen in dit nummer vormen een gedeeltelijke weerslag van het congres Blik op buit dat door het WODC onlangs werd georganiseerd. De inleidende en beschouwende bijdragen van dat congres zijn hier opgenomen. | nl_NL |
dc.identifier.tud | uuid:fbc35d88-cd64-4dbe-ac31-b027619b91b0 | |
dc.contributor.institution | WODC |