Show simple item record

dc.coverage.spatialNederland
dc.date.accessioned2021-01-20T08:54:18Z
dc.date.available2021-01-20T08:54:18Z
dc.date.issued1994
dc.identifier.urihttp://hdl.handle.net/20.500.12832/609
dc.description.abstractDe voorgenomen volkstelling in 1971 bracht Nederland in rep en roer. Velen meenden dat burgers hun medewerking aan een dergelijk naar totalitarisme zwemend initiatief behoorden te onthouden. Big brother-angsten zijn sindsdien danig verminderd. Niettemin is persoonsregistratie nog altijd een gevoelig onderwerp waarover geen maatschappelijke consensus bestaat. Met name de koppeling van bestanden roept vraagtekens op. Begrijpelijk want koppeling kan immers leiden tot een ander gebruik van gegevens dan waarvoor ze bestemd zijn. De zorg om de persoonlijke levenssfeer heeft in de Nederlandse politiek altijd op grote instemming kunnen rekenen. Door de toenemende individualisering in wet- en regelgeving hebben overheidsinstanties echter steeds meer behoefte aan gegevensuitwisseling; ze worden daardoor steeds afhankelijker van externe administraties. Bovendien roept het `gehamer' op privacy bij veel beleidmakers irritatie op. Doelmatig bestuur en bestrijding van fraude (valse naam, vals adres, inschrijven in meerdere gemeenten) worden erdoor gehinderd. Er is meer informatie over clienten nodig en daarbij is soms opening van zaken gewenst. De vraag is natuurlijk of dat geoorloofd is. Een andere vraag is of koppeling van bestanden wel het beoogde nut heeft. Die vragen staan in dit nummer van Justitiele verkenningen centraal.
dc.relation.ispartofseriesJustitiële verkenningen 1994/05
dc.subjectStatistische methode
dc.subjectRas
dc.subjectSociale zekerheidsfraude
dc.subjectRegistratiesysteem
dc.subjectPersoonsregistratie
dc.subjectPersoonlijke levenssfeer
dc.subjectDenemarken
dc.subjectDatabestand
dc.subjectAutoriteit persoonsgegevens
dc.titleNut en risico van persoonsregistratie
dc.typerapport
dc.identifier.projectJV1994/05
refterms.dateFOA2021-01-20T08:54:18Z
html.description.abstractDe voorgenomen volkstelling in 1971 bracht Nederland in rep en roer. Velen meenden dat burgers hun medewerking aan een dergelijk naar totalitarisme zwemend initiatief behoorden te onthouden. Big brother-angsten zijn sindsdien danig verminderd. Niettemin is persoonsregistratie nog altijd een gevoelig onderwerp waarover geen maatschappelijke consensus bestaat. Met name de koppeling van bestanden roept vraagtekens op. Begrijpelijk want koppeling kan immers leiden tot een ander gebruik van gegevens dan waarvoor ze bestemd zijn. De zorg om de persoonlijke levenssfeer heeft in de Nederlandse politiek altijd op grote instemming kunnen rekenen. Door de toenemende individualisering in wet- en regelgeving hebben overheidsinstanties echter steeds meer behoefte aan gegevensuitwisseling; ze worden daardoor steeds afhankelijker van externe administraties. Bovendien roept het `gehamer' op privacy bij veel beleidmakers irritatie op. Doelmatig bestuur en bestrijding van fraude (valse naam, vals adres, inschrijven in meerdere gemeenten) worden erdoor gehinderd. Er is meer informatie over clienten nodig en daarbij is soms opening van zaken gewenst. De vraag is natuurlijk of dat geoorloofd is. Een andere vraag is of koppeling van bestanden wel het beoogde nut heeft. Die vragen staan in dit nummer van Justitiele verkenningen centraal.nl_NL
dc.identifier.tuduuid:6163b19b-bba8-4a45-9a27-e7568a541bc7
dc.contributor.institutionWODC


Files in this item

Thumbnail
Name:
jv9405-volledige-tekst_tcm28-7 ...
Size:
1.205Mb
Format:
PDF

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record