Show simple item record

dc.contributor.authorWiddershoven, R.J.G.M.
dc.contributor.authorSchlössels, R.J.N.
dc.contributor.authorStroink, F.A.M.
dc.contributor.authorBerge, J.B.J.M.
dc.contributor.authorBok, A.J.
dc.contributor.authorVoermans, W.J.M.
dc.contributor.authorWaard, B.W.N. de
dc.contributor.authorWillemsen, P.A.
dc.coverage.spatialNederland
dc.date.accessioned2021-01-22T13:15:17Z
dc.date.available2021-01-22T13:15:17Z
dc.date.issued2001
dc.identifier.citationISBN:905454144X
dc.identifier.urihttp://hdl.handle.net/20.500.12832/2727
dc.description.abstractOp 1 januari 1994 is voor het grootste gedeelte van het bestuursrecht rechtspraak in twee feitelijke instanties ingevoerd. De centrale vraag in het onderzoek is in hoeverre dit heeft bijgedragen aan de kwaliteit van de rechtspraak zoals door de wetgever beoogd. Volgens de bedoeling van de wetgever zou het hoger beroep een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit bieden door de mogelijkheid van herstel van fouten door de eerste rechter en door partijen. De vraag naar de kwaliteit van het hoger beroep is in het onderzoek toegespitst op de kwestie van de omvang van het geding en de daaruit blijkende opvatting van de appelrechters omtrent de functie van het hoger beroep. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is in hoeverre partijen in appel nog nieuwe argumenten en gronden kunnen aanvoeren. Daarnaast is een aantal, daarmee samenhangende specifieke kwesties in het onderzoek betrolcken, meer in het bijzonder de afdoening en motivering in hoger beroep, de werking van de artikelen 6:18/6:19 in hoger beroep en vragen van procesbelang en incidenteel appèl.
dc.publisherBoom Juridische uitgevers
dc.relation.ispartofseriesWODC Rapport EWB/99.109e
dc.subjectBestuursrechtspraak
dc.subjectHoger beroep
dc.subjectAwb
dc.subjectBesluitvorming
dc.subjectBestuursprocesrecht
dc.subjectAdministratief recht/procesrecht
dc.titleAlgemeen Bestuursrecht 2001
dc.title.alternativeHoger beroep
dc.typerapport
dc.identifier.project99.109E
refterms.dateFOA2021-01-22T13:15:17Z
html.description.abstractOp 1 januari 1994 is voor het grootste gedeelte van het bestuursrecht rechtspraak in twee feitelijke instanties ingevoerd. De centrale vraag in het onderzoek is in hoeverre dit heeft bijgedragen aan de kwaliteit van de rechtspraak zoals door de wetgever beoogd. Volgens de bedoeling van de wetgever zou het hoger beroep een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit bieden door de mogelijkheid van herstel van fouten door de eerste rechter en door partijen. De vraag naar de kwaliteit van het hoger beroep is in het onderzoek toegespitst op de kwestie van de omvang van het geding en de daaruit blijkende opvatting van de appelrechters omtrent de functie van het hoger beroep. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is in hoeverre partijen in appel nog nieuwe argumenten en gronden kunnen aanvoeren. Daarnaast is een aantal, daarmee samenhangende specifieke kwesties in het onderzoek betrolcken, meer in het bijzonder de afdoening en motivering in hoger beroep, de werking van de artikelen 6:18/6:19 in hoger beroep en vragen van procesbelang en incidenteel appèl.nl_NL
dc.identifier.tuduuid:74ec4b56-1978-4a09-965c-02e812fa48f1
dc.contributor.institutionUniversiteit Utrecht - Instituut voor Staats- en Bestuursrecht
dc.contributor.institutionUniversiteit Maastricht - Capaciteitsgroep Publiekrecht
dc.contributor.institutionKatholieke Universiteit Brabant - Schoordijk Instituut
dc.contributor.institutionWODC
dc.source.cityDen Haag


Files in this item

Thumbnail
Name:
ewb01hog-samenvatting_tcm28-75 ...
Size:
18.42Kb
Format:
PDF
Thumbnail
Name:
99.109e-volledige-tekst_tcm28- ...
Size:
2.892Mb
Format:
PDF

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record