Show simple item record

dc.contributor.authorNan, J.S.
dc.contributor.authorGrimmelikhuijzen, D.G.J.
dc.contributor.authorVis, C.L. van der
dc.contributor.authorMevis, P.A.M. (medew.)
dc.contributor.authorMascini, P. (medew.)
dc.contributor.authorBoer, V.K. (medew.)
dc.coverage.spatialNederland
dc.date.accessioned2021-01-22T13:14:09Z
dc.date.available2021-01-22T13:14:09Z
dc.date.issued2020
dc.identifier.urihttp://hdl.handle.net/20.500.12832/2487
dc.description.abstractThe study aimed to examine ‘the jurisprudence and practice related to violence against public servants in order to determine whether societal developments and undesired or unforeseen amplifications of the sections of the law warrant a different assessment’.The following research questions were derived from this: Are there sufficient grounds, as with the crimes set out in sections 300-303 of the Penal Code, to bring the crime set out in Section 141, subsection 1 of the Penal Code within the scope of the ban on community sentences referred to in Section 22b, subsection 1, under b of the Penal Code if the crime is committed against a person carrying out public duties for the purposes of maintaining order or security?
dc.description.abstractDe aanleiding voor het onderhavige onderzoek is gelegen een motie van Kamerleden Helder, Van Oosten en Van Dam, die oproep hield in dat de ervoor moest worden gezorgd “dat alle geweldsfeiten, inclusief poging tot, tegen politieagenten en andere publieke functionarissen onder de werking van artikel 22b, lid 1 Wetboek van Strafrecht worden gebracht, zodat geweldplegers niet langer weg kunnen komen met alleen een taakstraf of geldboete.” Dit onderzoek heeft tot doel gehad “de jurisprudentie en praktijk bij openlijke geweldpleging tegen functionarissen met een publieke taak te onderzoeken om te bepalen of ontwikkelingen in de samenleving en ongewenste of onvoorziene uitwerking van wetsartikelen aanleiding geven tot een andere afweging.”Aan dit onderzoek lag gelet op het voorgaande dan ook de volgende centrale probleemstelling ten grondslag: Is er voldoende aanleiding om, net als de misdrijven omschreven in de artikelen 300 tot en met 303 Sr, het misdrijf omschreven in art. 141 lid 1 Sr (toch) onder het taakstrafverbod van art. 22b lid 1 sub b Sr te laten vallen, indien het misdrijf wordt gepleegd tegen een persoon in de uitoefening van een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid?
dc.publisherErasmus Universiteit Rotterdam - School of Law
dc.relation.ispartofseriesWODC Rapport 3104
dc.relation.urihttps://www.wodc.nl/actueel/nieuws/2020/09/15/taakstrafverbod-bij-openlijke-geweldpleging-tegen-functionarissen-met-een-publieke-taak-niet-proportioneel
dc.subjectTaakstraf
dc.subjectWet- en regelgeving
dc.subjectHulpverleners
dc.subjectLetsel
dc.subjectGewelddelict
dc.subjectGeweldgebruik tegen publieke werkers
dc.subjectGeweldgebruik tegen politie
dc.subjectStraftoemeting
dc.subjectStrafvervolging
dc.subjectOpenlijke geweldpleging
dc.subjectPubliek domein
dc.subjectJurisprudentie
dc.titleEn plein public
dc.title.alternativePraktijk en jurisprudentie bij openlijke geweldpleging tegen functionarissen met een publieke taak
dc.typerapport
dc.identifier.project3104
refterms.dateFOA2021-01-22T13:14:09Z
html.description.abstractThe study aimed to examine ‘the jurisprudence and practice related to violence against public servants in order to determine whether societal developments and undesired or unforeseen amplifications of the sections of the law warrant a different assessment’.The following research questions were derived from this: Are there sufficient grounds, as with the crimes set out in sections 300-303 of the Penal Code, to bring the crime set out in Section 141, subsection 1 of the Penal Code within the scope of the ban on community sentences referred to in Section 22b, subsection 1, under b of the Penal Code if the crime is committed against a person carrying out public duties for the purposes of maintaining order or security?en_GB
html.description.abstractDe aanleiding voor het onderhavige onderzoek is gelegen een motie van Kamerleden Helder, Van Oosten en Van Dam, die oproep hield in dat de ervoor moest worden gezorgd “dat alle geweldsfeiten, inclusief poging tot, tegen politieagenten en andere publieke functionarissen onder de werking van artikel 22b, lid 1 Wetboek van Strafrecht worden gebracht, zodat geweldplegers niet langer weg kunnen komen met alleen een taakstraf of geldboete.” Dit onderzoek heeft tot doel gehad “de jurisprudentie en praktijk bij openlijke geweldpleging tegen functionarissen met een publieke taak te onderzoeken om te bepalen of ontwikkelingen in de samenleving en ongewenste of onvoorziene uitwerking van wetsartikelen aanleiding geven tot een andere afweging.”Aan dit onderzoek lag gelet op het voorgaande dan ook de volgende centrale probleemstelling ten grondslag: Is er voldoende aanleiding om, net als de misdrijven omschreven in de artikelen 300 tot en met 303 Sr, het misdrijf omschreven in art. 141 lid 1 Sr (toch) onder het taakstrafverbod van art. 22b lid 1 sub b Sr te laten vallen, indien het misdrijf wordt gepleegd tegen een persoon in de uitoefening van een publieke taak in het kader van de handhaving van de orde of veiligheid?nl_NL
dc.identifier.tuduuid:1a8bf9ee-085f-4bb8-bdb5-5d393593c3d1
dc.contributor.institutionErasmus Universiteit Rotterdam - School of Law
dc.contributor.institutionWODC
dc.source.cityRotterdam


Files in this item

Thumbnail
Name:
3104_Volledige_Tekst_tcm28-458 ...
Size:
672.6Kb
Format:
PDF
Thumbnail
Name:
3104_Samenvatting_tcm28-458790.pdf
Size:
135.1Kb
Format:
PDF
Thumbnail
Name:
3104_Summary_tcm28-458791.pdf
Size:
165.4Kb
Format:
PDF

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record