Auteur / Author
Nelen, H.Kolthoff, E.
Brepoels, M. (medew.)
Dooren, S. van (medew.)
Halderen, R.C. van (medew.)
Smulders, I. (medew.)
Winter, M. de (medew.)
Organisatie / Institution
Maastricht University - Faculteit RechtsgeleerdheidOpen Universiteit - Faculteit C&R
Avans Hogeschool - Expertisecentrum Veiligheid
WODC
Serie / Series
WODC Rapport 2748Trefwoorden / Keywords
Georganiseerde criminaliteitMelding
Politiele subcultuur
Literatuuronderzoek
Rijksrecherche
Fiod
Rechtshandhaving
Loyaliteitsconflict
Schending beroepsgeheim
Politiebevoegdheid
Integriteit
Politiecorruptie
Informatievoorziening
Marechaussee
Douane
Ambtsdelict
Groepsrelatie
Project
2748
Metadata
Show full item recordTitel / Title
Schaduwen over de rechtshandhavingOndertitel / Subtitle
Georganiseerde criminaliteit en integriteitsschendingen van functionarissen in de rechtshandhavingSamenvatting
In dit rapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar ernstige integriteitsschendingen binnen vier rechtshandhavingsorganisaties – de politie, Douane, Koninklijke Marechaussee (KMar) en Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) – die in verband kunnen worden gebracht met georganiseerde criminaliteit. Wat betreft ernstige integriteitsschendingen is behalve omkoping ook nadrukkelijk gekeken naar schending van het ambtsgeheim (het lekken van informatie), ongewenste contacten (in de familiesfeer, kennissenkring etc.), ongewenste nevenactiviteiten en het faciliteren van activiteiten van georganiseerde criminaliteit (het verlenen van hand- en spandiensten ten behoeve van criminele netwerken). Het onderzoek was gericht op het in kaart brengen en duiden van de aard, omvang, en ernst van integriteitsschendingen binnen de genoemde rechtshandhavingsorganisaties in relatie tot georganiseerde criminaliteit. Daarnaast is aandacht besteed aan de wijze waarop vanuit de rechtshandhaving wordt geprobeerd om daartegen dammen op te werpen en de weerbaarheid van de medewerkers te versterken. INHOUD: 1. Vraagstelling en verantwoording 2. Omvang en ernst van het probleem 3. De relatie georganiseerde criminaliteit en rechtshandhaving nader beschouwd 4. Kwetsbaarheid en weerbaarheid van rechtshandhavingsorganisaties 5. SlotbeschouwingSummary
This report provides an account of a research into serious integrity violations within four law enforcement organisations – the Police, Customs, Royal Netherlands Marechaussee (KMar) and the Fiscal Information and Investigation Service (FIOD) – that could be linked to organised crime. For the purposes of this report, the definition of ‘organised crime’ is in line with the one suggested by the Fijnaut research group (1996): ‘Organised crime occurs when groups whose primary focus is on illegal gains systematically commit crimes with serious consequences for society and are relatively effective at covering up these offences.’ In terms of serious integrity violations, in addition to bribery, the research expressly looked at violations of professional secrecy (leaking information), undesirable contacts (in the family environment, circle of acquaintances, etc.), undesirable side activities and facilitating the activities of organised crime (doing favours for criminal networks).The aim of the research was to identify and describe the nature, extent and seriousness of integrity violations within the law enforcement organisations named above in relation to organised crime. The research also considered how law enforcement agencies had tried to guard against such violations and strengthen the resilience of their employees.Uitgever / Publisher
Boom criminologiePublicatiedatum / publication date
2017Collections
Related items
Showing items related by title, author, creator and subject.
-
De prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling in NederlandBoom, A. ten; Wittebrood, K.; Alink, L.R.A. (medew.); Cruyff, M.J.L.F. (medew.); Downes, R.E. (medew.); Eijkern, E.Y.M. van (medew.); Gils, G.H.C. van (medew.); Heijden, P.G.M. van der (medew.); Prevoo, M.J.L. (medew.); Ramakers, C.C. (medew.); et al. (WODC, 2019)In dit rapport is verslag gedaan van een prevalentieonderzoek naar huiselijk geweld en kindermishandeling in Nederland en van de ontwikkeling daarin sinds de vorige rapportages over huiselijk geweld (zie link hiernaast); (Van Dijk et al., 2010); (Van der Heijden, Cruyff & Van Gils, 2009) en over kindermishandeling (Alink et al., 2011). Het onderzoek bestaat uit verschillende studies en is op verzoek van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Justitie en Veiligheid door diverse onderzoeksteams uitgevoerd, onder regie van het WODC. De vergelijkbaarheid met de eerdere prevalentiestudies is zo groot mogelijk gehouden. Aanvullend op de prevalentieschattingen is voor het eerst de mate van samenloop tussen huiselijk geweld en kindermishandeling in gezinnen onderzocht. Verder is in het onderzoek meer dan voorheen aandacht geweest voor de vraag wat slachtofferschap van huiselijk geweld, in het bijzonder (ex-)partnergeweld, voor vrouwen en mannen inhoudt. In het rapport wordt ook de context waarin huiselijk geweld en kindermishandeling plaatsvinden uitgebreid beschreven, onder andere met behulp van een zogenoemd ecologisch model. De centrale probleemstelling van deze synthese luidt: Wat is de aard en omvang van huiselijk geweld en kindermishandeling in Nederland, welke ontwikkeling heeft hierin plaatsgevonden en in welke mate is sprake van samenloop van beide vormen van geweld binnen gezinnen? Het volledige onderzoek bestond, naast een drietal voorstudies, uit vijf empirische studies. Twee studies waren primair gericht op het schatten van de omvang van huiselijk geweld onder volwassenen (Van Eijkern et al., 2018; Van der Heijden et al., 2019), twee studies op het schatten van de omvang van kindermishandeling (Schellingerhout & Ramakers, 2017; Alink et al., 2018) en een studie betrof een verdiepend onderzoek onder plegers van partnergeweld en kindermishandeling (Woicik et al., 2018). Deze synthese gaat alleen over de prevalentie van huiselijk geweld en kindermishandeling. INHOUD: 1. Inleiding 2. Context en aard van huiselijk geweld en kindermishandeling 3. Prevalentie geweld door (ex-)partners en ander huiselijk geweld 4. Prevalentie kindermishandeling 5. Samenloop van huiselijke geweld en kindermishandelingen binnen gezinnen 6. Conclusies en reflectie
-
Coffeeshops, toeristen en lokale markt - Evaluatie van het Besloten club- en Ingezetenencriterium voor coffeeshopsOoyen-Houben, M. van; Bieleman, B.; Korf, D.; Giessen, M. van der (medew.); Mennes, R. (medew.); Nijkamp, R. (medew.); Snippe, J.M. (medew.); Benschop, A. (medew.); Nabben, T. (medew.); Wouters, M. (medew.) (WODC, 2014)Het voorliggende rapport is het eindrapport van het evaluatieonderzoek van het Besloten club- en het Ingezetenencriterium voor coffeeshops in Nederland. In 2013 is een tussenrapport uitgebracht over de implementatie en uitkomsten in de periode mei-november 2012 (Van Ooyen, Bieleman & Korf, 2013). Dit eindrapport beschrijft de ontwikkelingen tot eind 2013. Het Besloten clubcriterium – ook de ‘wietpas’ genoemd – hield in dat de coffeeshops uitsluitend toegang mochten verlenen en mochten verkopen aan leden. Coffeeshops moesten een controleerbare ledenlijst aanleggen. De ‘wietpas’ ofwel het Besloten clubcriterium is op 19 november 2012 vervallen en per 1 januari 2013 uit de Aanwijzing Opiumwet verwijderd. Het Ingezetenencriterium is gehandhaafd en houdt in dat coffeeshops alleen aan ingezetenen van Nederland toe-gang mogen verlenen en mogen verkopen. Een ingezetene is een persoon die zijn (woon)adres heeft in een gemeente van Nederland. De coffeeshophouder dient vast te stellen dat degene die hij toegang verleent tot de coffeeshop en degene aan wie hij verkoopt, ingezetene is van Nederland. INHOUD: 1. Achtergrond en doel van het onderzoek 2. Methoden van onderzoek 3. Eerdere interventies in het coffeeshopaanbod 4. De implementatie van het Ingezetenencriterium volgens de betrokken actoren 5. Ervaringen van omwonenden 6. Coffeeshopbezoek 7. De illegale gebruikersmarkt
-
Langetermijnmonitor 'Raadsman bij verhoor' - Eerste editieKlein Haarhuis, C.M.; Lierop, L. van (medew.); Aidala, R. (medew.); Beenakkers, E. (medew.); Vroome, T. de (medew.); Damen, R. (medew.); Maertens, G. (medew.); Burema, D. (medew.) (WODC, 2018)Het recht om een advocaat voorafgaand aan het verdachtenverhoor te spreken (consultatiebijstand) bestaat sinds 2010. Het recht op bijstand van een advocaat tijdens het politieverhoor was tot 1 maart 2016 voorbehouden aan aangehouden, minderjarige verdachten; maar na deze datum was het ook voor aangehouden meerderjarige verdachten een feit. In deze eerste editie van de langetermijnmonitor ‘Raadsman bij verhoor’ staan de organisatie en toepassing van het nieuwe recht op verhoorbijstand centraal, over het eerste jaar na invoering. Het betreft de periode maart 2016 tot en met februari 2017, waarin de OM-Beleidsbrief en enkele andere beleidsregels op basis waarvan dit recht aanvankelijk is ingevoerd, van toepassing waren. De monitor dient volgens een brief van voormalig Minister van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer (22 maart 2016) ‘een vinger aan de pols te houden en te bezien of zich door de versnelde invoering van het recht op verhoorbijstand in de praktijk knelpunten voordoen, die de uitoefening van het recht in de weg staan.’De probleemstelling van dit onderzoek is tweeledig:A Hoe is de uitvoering van het per 1 maart 2016 geldende recht op verhoorbijstand georganiseerd, op papier en in de praktijk? B Hoe is (en wordt) het recht op verhoorbijstand per 1 maart in de praktijk toegepast?Om deze hoofdvragen te beantwoorden, diende gebruikgemaakt te worden van zowel feitelijke gegevens als ervaringen van de betrokken organisaties: Politie en Openbaar Ministerie (OM), Koninklijke Marechaussee (KMar) en bijzondere opsporingsdiensten (BOD’en), advocatuur en de Raad voor Rechtsbijstand (RvR). INHOUD: 1. Inleiding 2. Stand van kennis 3. Voorbereiding en implementatie 4. De raadsman in de verhoorpraktijk 5. Het recht op verhoorbijstand bij de Koninklijke Marechaussee en bij de bijzondere opsporingsdiensten 6. Samenvatting en conclusies