Show simple item record

dc.contributor.authorHuizink, J.B.
dc.contributor.authorVerdam, A.F.
dc.contributor.authorLeeuwen, B.H.A.
dc.contributor.authorRoo, K.H.M. de
dc.coverage.spatialNederland
dc.date.accessioned2021-01-22T13:13:39Z
dc.date.available2021-01-22T13:13:39Z
dc.date.issued2016
dc.identifier.urihttp://hdl.handle.net/20.500.12832/2290
dc.description.abstractThis report concerns the evaluation of the regulation which is, as per 1 January 2014, enshrined in s. 135 (7), Book 2 Dutch Civil Code (‘DCC’). This section of the DCC applies to directors of public companies and aims to prevent directors holding shares, depository receipts, or share options in the company of which they are a director, from agreeing to a takeover of the company, or any other major corporate event, out of an interest in personally realising financial gain relating to a rise in share price. The section mandates the furnishment of any gains so realised, by means of deduction of said gains from the director’s remuneration. Only securities obtained by the director by way of remuneration are within the section’s scope of application. It is in force until 1 July 2017.
dc.description.abstractMet de bepaling van artikel 2:135 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt in overnamesituaties beoogd te voorkomen dat bestuurders die zelf aandelen hebben, uit financieel (eigen)belang instemmen met de overname van hun bedrijf en zo de koerswinst op hun aandelen te gelde maken. De bepaling roomt de eventuele koerswinst af. De probleemstelling in dit onderzoek is als volgt: Wordt het beoogde doel van de regeling in art 2:135 lid 7 BW, namelijk het tegengaan van de prikkel tot oneigenlijke oordeelsvorming in geval van overnamesituaties, bereikt? Deze probleemstelling valt uiteen in de volgende deelonderzoeksvragen: Is art. 2:135 lid 7 BW in de praktijk toegepast? Zo ja, hoe vaak? Zo nee, waarom niet? Wat zijn de gevolgen van en ervaringen met de toepassing geweest? Zijn neveneffecten gebleken van het artikel? Zo ja, welke? Is de huidige regeling effectief? D.w.z. wordt het beoogde doel van het tegengaan van de prikkel tot oneigenlijke oordeelsvorming in geval van overnamesituaties bereikt en waarom wel of niet? Zijn er andere wijzen waarop het beoogde doel kan worden bereikt die wellicht effectiever zijn dan wel minder ongewenste neveneffecten hebben? INHOUD: 1. Inleiding 2. Parlementaire geschiedenis en literatuur 3. De casus 4. De interviews 5. Conclusies
dc.publisherVrije Universiteit Amsterdam - Zuidas Instituut voor Financieel recht en Ondernemingsrecht (ZIFO)
dc.relation.ispartofseriesWODC Rapport 2728
dc.subjectNv
dc.subjectInkomen
dc.subjectAandelen
dc.subjectBestuur
dc.subjectOvername van onderneming
dc.subjectEvaluatie van wetgeving
dc.subjectBeurswezen
dc.subjectWinst
dc.titleInventarisatie werking van de regeling tot afroming koerswinst op aandelen (artikel 2:135 lid 7 BW)
dc.typerapport
dc.identifier.project2728
refterms.dateFOA2021-01-22T13:13:39Z
html.description.abstractThis report concerns the evaluation of the regulation which is, as per 1 January 2014, enshrined in s. 135 (7), Book 2 Dutch Civil Code (‘DCC’). This section of the DCC applies to directors of public companies and aims to prevent directors holding shares, depository receipts, or share options in the company of which they are a director, from agreeing to a takeover of the company, or any other major corporate event, out of an interest in personally realising financial gain relating to a rise in share price. The section mandates the furnishment of any gains so realised, by means of deduction of said gains from the director’s remuneration. Only securities obtained by the director by way of remuneration are within the section’s scope of application. It is in force until 1 July 2017.en_GB
html.description.abstractMet de bepaling van artikel 2:135 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt in overnamesituaties beoogd te voorkomen dat bestuurders die zelf aandelen hebben, uit financieel (eigen)belang instemmen met de overname van hun bedrijf en zo de koerswinst op hun aandelen te gelde maken. De bepaling roomt de eventuele koerswinst af. De probleemstelling in dit onderzoek is als volgt: Wordt het beoogde doel van de regeling in art 2:135 lid 7 BW, namelijk het tegengaan van de prikkel tot oneigenlijke oordeelsvorming in geval van overnamesituaties, bereikt? Deze probleemstelling valt uiteen in de volgende deelonderzoeksvragen: Is art. 2:135 lid 7 BW in de praktijk toegepast? Zo ja, hoe vaak? Zo nee, waarom niet? Wat zijn de gevolgen van en ervaringen met de toepassing geweest? Zijn neveneffecten gebleken van het artikel? Zo ja, welke? Is de huidige regeling effectief? D.w.z. wordt het beoogde doel van het tegengaan van de prikkel tot oneigenlijke oordeelsvorming in geval van overnamesituaties bereikt en waarom wel of niet? Zijn er andere wijzen waarop het beoogde doel kan worden bereikt die wellicht effectiever zijn dan wel minder ongewenste neveneffecten hebben? <P></P><b>INHOUD:</b> 1. Inleiding 2. Parlementaire geschiedenis en literatuur 3. De casus 4. De interviews 5. Conclusiesnl_NL
dc.identifier.tuduuid:7fe60e58-d4f0-4793-9c81-4915923cdd00
dc.contributor.institutionVrije Universiteit Amsterdam - Zuidas Instituut voor Financieel recht en Ondernemingsrecht (ZIFO)
dc.contributor.institutionWODC
dc.source.cityAmsterdam


Files in this item

Thumbnail
Name:
2728_Volledige_Tekst_tcm28-231 ...
Size:
1.133Mb
Format:
PDF
Thumbnail
Name:
2728_Samenvatting_tcm28-231926.pdf
Size:
45.63Kb
Format:
PDF
Thumbnail
Name:
2728_Summary_tcm28-231925.pdf
Size:
45.79Kb
Format:
PDF

This item appears in the following Collection(s)

Show simple item record