Recent Submissions

  • Onderzoek Experiment Gesloten Coffeeshopketen - Rapportage voormeting 2021

    Mennes, R.; Hoorens, S.; Laar, M. van; Monshouwer, K.; Oomen, P.; Pardal, M.; Rigter, S.; Roodbeen, R.; Schoonbeek, I.; Senator, B.; et al. (Rand Europe, 2023-05-31)
    In de voormeting is de stand van zaken op het gebied van het gemeentelijke coffeeshopbeleid, het cannabisgebruik, de (gedoogde) verkoop van cannabis vanuit coffeeshops en de illegale verkoop van softdrugs in kaart gebracht. De voormeting vond plaats van september 2021 tot april 2022 en heeft betrekking op 10 interventiegemeenten (waarin de legaal geteelde cannabis zal worden geïntroduceerd) en 9 vergelijkingsgemeenten (waar het reguliere aanbod zal blijven gelden) die deel uitmaken van het experiment (gezamenlijk de 19 ‘onderzoeksgemeenten’). INHOUD Inleiding Onderzoeksdesign, onderzoeksgemeenten en beleid Methoden Aanbod van coffeeshops De coffeeshops en zijn bezoekers Leefbaarheid rondom coffeeshops Cijfermatige systeemkennis politie Stand van zaken op de illegale markt Resumerend
  • Onbedoeld ondermijnen - Verkennend onderzoek naar de wijze waarop de Nederlandse overheid onbedoeld de georganiseerde drugscriminaliteit kan faciliteren

    Wingerde, K. van; Bisschop, L.; Brongers, F. (Erasmus University Rotterdam - Erasmus School of Law, 2023-05-10)
    Het doel van dit verkennende onderzoek was om inzicht te verschaffen in de wijze(n) waarop de Nederlandse overheid onbedoeld de georganiseerde drugscriminaliteit zou kunnen faciliteren. Daarbij stonden de volgende onderzoeksvragen centraal: Wat is er vanuit de wetenschappelijke literatuur bekend over de wijze waarop de georganiseerde drugscriminaliteit onbedoeld wordt gefaciliteerd door de overheid? Hoe wordt georganiseerde drugscriminaliteit onbedoeld gefaciliteerd door de Nederlandse overheid volgens wetenschappers, publieke en private partijen? Hoe kan overheidsfacilitering worden begrepen en verklaard? Op welke wijze kunnen deze vormen van overheidsfacilitering worden voorkomen en/of tegengaan? Welke organisaties dienen daarbij een rol te spelen? Welke knelpunten zijn daarbij te verwachten en welke oplossingen bestaan daarvoor? In hoeverre en op welke wijze kan de preventie onderdeel worden van een afwegingskader zoals Beleidskompas? Welke lessen kunnen worden geleerd van de wijze waarop in andere landen wordt ingezet op het voorkomen en/of tegengaan van onbedoelde overheidsfacilitering van georganiseerde drugscriminaliteit?INHOUD Inleiding en vraagstelling Verantwoording en uitvoering van het onderzoek Hoe kunnen we overheidsfacilitering begrijpen en verklaren? Analysekader Overheidsfacilitering in het drugs- en criminaliteitsbeeld Overheidsfacilitering te voorkomen of tegen te gaan Conclusie
  • Rechterlijke instrumenten bij omgangsproblematiek en contactverlies - Wat werkt in welke omstandigheden?

    Aar, J. van; Lenglet, M.; Torregrosa, L.; Holwijn, S. (medew.); Verduin, J. (medew.); Hoogeveen, C. (medew.) (VanMontfoort, 2023-05-09)
    In dit onderzoek zijn vier mechanismen onderscheiden als het gaat om contactverlies: Nalaten van de omgang - een ouder laat na omgang te hebben met zijn of haar kind, om wat voor reden dan ook; Blokkeren van de omgang - een ouder vertoont zodanig restrictief gedrag dat de andere ouder geen contact met het kind kan hebben, om wat voor reden dan ook; Weerstand bij het kind - een kind heeft zelf weerstand tegen het contact met een ouder, om wat voor reden dan ook; Oudervervreemding - een kind houdt contact met een ouder af als gevolg van (al of niet bewust) manipulatief gedrag van de andere ouder of als gevolg van de complexe interactie tussen beide ouders, terwijl er geen gegronde redenen (bekend) zijn om contact af te houden.De onderzoeksvragen zijn: Hoe vaak worden naar schatting de verschillende instrumenten per jaar opgelegd? Zijn er soorten cases te herkennen in de gevallen waarin de instrumenten waar het hier om gaat worden opgelegd? Hoe is de veronderstelde werking van de instrumenten? Hoe kan effectiviteit geoperationaliseerd worden als het gaat om naleving van afspraken en hals het gaat om welzijn van het kind? Zijn er casussen te herkennen waarin een bepaald middel in de praktijk wel/niet effectief is geweest? Welke conclusies kunnen worden getrokken over de aannemelijke (in)effectiviteit van de instrumenten? INHOUD Aanleiding en onderzoeksmethoden Probleemschets: Contactverlies als gevolg van complexe omgangsproblematiek Rechterlijke instrumenten bij complexe omgangsproblematiek en contactverlies Cijfermatige analyse inzet rechterlijke instrumenten Bevindingen met betrekking tot de effectiviteit van instrumenten Beantwoording van de onderzoeksvragen Reflectie en aanbevelingen
  • Pilot verplicht financieel toezicht - Een kwalitatieve evaluatie

    Onstenk, A.; Rockx, L. (Significant APE, 2023-05-09)
    Op 11 april 2018 is de motie van Van Nispen en Van Oosten aangenomen. De regering werd in deze motie verzocht om verplicht financieel toezicht in het (jeugd)strafrecht mogelijk te maken. Jongeren zouden gedemotiveerd moeten worden om snel en makkelijk geld te verdienen door middel van strafbare feiten. Vervolgens is er een projectaanpak Financieel Toezicht opgesteld, waarbij de centrale vraag was hoe verplicht financieel toezicht ingericht zou moeten worden, zodat het recidive en verdere schulden kunnen worden voorkomen en financiële sancties geïnd kunnen worden. In september 2020 is de pilot Verplicht financieel toezicht jeugd van start gegaan met een looptijd van twee jaar. Financieel toezicht is een interventie die verschillende vormen kan aannemen (bijvoorbeeld een groepstraining of individuele coaching) en erop gericht is om deelnemers kennis en vaardigheden bij te brengen met betrekking tot het verantwoord omgaan met financiën. Het doel van dit evaluatieonderzoek is tweeledig: Zicht krijgen op wat de bevindingen zijn over de in de pilot Verplicht financieel toezicht jeugd ingestroomde zaken, de ervaringen van betrokken partijen met de pilot en de lessen die betrokken partijen daaruit krijgen; Externe deskundigen laten reflecteren op deze bevindingen.INHOUD Inleiding Het ontwerp en uitvoering van de pilot Het potentieel van verplicht financieel toezicht Conclusie
  • Sport en integriteit

    Nelen, H.; Vecht, B. van der; Meeuwsen, S.; Appertmont, N.; Bull, W.; Vanwersch, L.; Hardyns, W.; Olfers, M.; Lieuwes, J.; Heems, J. van; et al. (WODC, 2023-05-04)
    ARTIKELEN Inleiding Sandra Meeuwsen - Het integriteitsvraagstuk in de moderne sport als ‘learning journey’ Hans Nelen - De kop nog een stukje dieper in het zand? Financiële wanpraktijken in het professionele voetbal en hoe daarvan systematisch wordt weggekeken Niels Appermont en William Bull - Compliance en witwassen in het betaald voetbal: (g)een Belgisch wondermiddel? Lucie Vanwersch en Wim Hardyns - De gevolgen van het ‘Ye-systeem’. Een wetenschappelijke analyse van de schade veroorzaakt door een van de grootste fraudeschandalen in de voetbalgeschiedenis Marjan Olfers en Jacinta Lieuwes - Er verandert niets als je ’t niet recht in de ogen kijkt. Enkele overwegingen van leden van de Commissie Mijnals op het gebied van de bestrijding van racisme en discriminatie in de (voetbal)sport Judith van Heems en Nick Romeijn - Buit en spel. Handel in voetbaldromen Frank van Gemert - Kickboksen 2.0. Over de positieve doorstart van een vechtsport SAMENVATTING In dit themanummer is geprobeerd om actuele onderzoeken en ontwikkelingen rond het thema ‘sport & integriteit’ vanuit verschillende perspectieven te belichten. De bijdragen komen vanuit diverse (wetenschappelijke) disciplines en ook de abstractieniveaus verschillen, van algemene fenomeenanalyses tot sportspecifieke dynamieken en inzoomen op casuïstiek. Qua inhoud is er ruimte gecreëerd voor zowel specifieke criminaliteits- en integriteitsvraagstukken – in Nederland en daarbuiten – als de sociale factoren die daarop van invloed zijn. Het themanummer is niet representatief voor de sport in de brede zin van het woord – de voetballerij domineert in diverse bijdragen –, maar laat wel een aantal relevante facetten zien van integriteitsschendingen in de sport en de maatschappelijke reactie daarop (dan wel het uitblijven daarvan).
  • Effectiviteit van politiële opsporingsmethoden - Een literatuurreview

    Dijk, B.; Pluijm, M.; Abraham, M.; Piepers, N. (DSP-groep, 2023-05-02)
    De probleemstelling van dit onderzoek luidt als volgt: Wat leert de wetenschappelijke literatuur over de effectiviteit van verschillende opsporingsactiviteiten, op welke manieren wordt effectiviteit gemeten, en welke lessen kunnen hieruit getrokken worden voor de Nederlandse politiepraktijk en beleid? Op grond van de probleemstelling zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: Wat leert de literatuur over de effectiviteit van verschillende politieactiviteiten op het gebied van opsporing, en hoe wordt dit onderbouwd? Welke lessen kunnen uit deze resultaten worden getrokken voor de Nederlandse politiepraktijk en het beleid? Welke aanknopingspunten biedt het beantwoorden van bovenstaande vragen voor (empirisch) vervolgonderzoek in de Nederlandse politiepraktijk?INHOUD Inleiding Onderzoeksopzet Uitvoering review Klassieke opsporingsmethoden Forensische opsporingsmethoden Gebruik van camerabeelden Digitale opsporing Gebruik van bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) Internationale opsporing Financiële opsporingsmethoden Reflecties experts Conclusies en aanbevelingen
  • Betalingsregelingenbeleid CJIB - Frequentie en aard toepassing bevoegdheden betalingsregelingenbeleid door het CJIB

    Dantzig, L.A. van; Korn, F.R.; Kuipers, J.P.; Rij, J.C. van (Cebeon, 2023-04-14)
    Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de frequentie waarmee drie bevoegdheden van het CJIB worden ingezet en in de aard van deze inzet. Het betreft twee bevoegdheden met betrekking tot het treffen van betalingsregelingen en één bevoegdheid met betrekking tot beëindiging van de tenuitvoerleg-ging van geldboeten. Daarnaast is het wenselijk om indicaties te verzamelen van de mate waarin de toepassing van de bevoegd-heden in de praktijk bijdraagt aan het verlichten van de schuldenproblematiek van de schuldenaren. Het onderzoek richt zich op drie specifieke bevoegdheden van het CJIB, die zijn gecreëerd in het kader van het maatschappelijk verantwoord innen van boetes voor het CJIB: de bevoegdheid om voor Wahv-boetes betaling in termijnen toe te staan; de bevoegdheid om de tenuitvoerlegging van geldboetes, die geen redelijk doel dienen en waarvoor geen gratie kan worden verleend, te beëindigen; de bevoegdheid om bij de inning van Wahv-boetes en strafrechtelijke geldelijke sancties een noodstop in te lassen, met een koppeling naar schuldhulpverlening. Onderzoeksvragen: Wat zijn de frequentie en aard van de inzet van de bevoegdheid om Wahv-boetes in termijnen te betalen in de periode 2015-2021? Wat zijn de frequentie en aard van de inzet van de bevoegdheid om de inning van geldboetes waarvoor geen gratie kan worden verleend en die geen redelijk doel dienen, te beëindigen in de periode 2020-2021? Wat zijn de frequentie en aard van de inzet van de noodstopregeling in de periode 2020-2021? In hoeverre zijn er indicaties dat de bevoegdheden in de praktijk bijdragen aan het verlichten van de schuldenproblematiek van de schuldenaren? Hierbij gaat het om een verkenning onder schuldhulpver-leners en andere experts die veel kennis hebben over de situatie van mensen met schulden.Inhoudsopgave Inleiding Betaling in termijnen Beëindiging inning boetes Noodstopregeling Effect op schuldenproblematiek
  • Evaluatie Wet handhaving kraakverbod - Fase 1: nulmeting

    Kruize, P.; Gruter, P. (Bureau Ateno, 2023-04-13)
    De Wet handhaving kraakverbod is op 1 juli 2022 in werking getreden. Belangrijkste doel van de nieuwe wet is om de doorlooptijd bij een strafrechtelijke ontruiming van een kraakpand te verkorten. Waar de krakers voorheen de mogelijkheid hadden een kort geding aan te spannen tegen de voorgenomen ontruiming bij de voorzieningenrechter, is het nu de rechter-commissaris die binnen drie dagen beslist over de eis tot ontruiming. Op deze wijze wil de wetgever het ‘woonmodel’-gedrag bij het kraken voorkomen. De evaluatie bestaat uit drie deelonderzoeken: de nulmeting, de één-meting en de eindevaluatie. Het voorliggende onderzoeksverslag heeft betrekking op de uitkomsten van de nulmeting, waarin de situatie anno 2021 – dus voor het inwerkingtreden van de nieuwe wet – in kaart is gebracht. De probleemstelling voor de nulmeting luidt als volgt: Wat is de uitgangssituatie met betrekking tot de aard en omvang van kraken alsmede de handhaving van het kraakverbod in het kalenderjaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet handhaving kraakverbod? INHOUD Inleiding Het kraakverbod nader bezien Kraakincidenten: omvang en aard Kraakincidenten: van begin tot eind Strafrechtelijke vervolging van krakers>LI>Conclusies
  • Professionals over jeugdcriminaliteit - De mogelijkheden van focusgroepen bij de Monitor Jeugdcriminaliteit

    Zeijlmans, K.; Laan, A.M. van der; Meijer, R.; Bluhm, K. (medew.) (WODC, 2023-04-12)
    De hoofdvraag van het onderzoek was: In hoeverre zijn focusgroepen bruikbaar als aanvulling op de bestaande bronnen van de Monitor Jeugdcriminaliteit om ontwikkelingen in de jeugdcriminaliteit in kaart te brengen en te duiden?’ Deze hoofdvraag was onderverdeeld in vier deelvragen: Welke methodologische keuzes met betrekking tot focusgroepen zijn het meest geschikt voor het duiden en in kaart brengen van ontwikkelingen in de jeugdcriminaliteit? In hoeverre kunnen resultaten uit een focusgroeponderzoek een betrouwbare en valide aanvulling vormen op de statistische data uit de Monitor Jeugdcriminaliteit? Hoe worden eerdere resultaten vanuit de Monitor Jeugdcriminaliteit door participanten van de focusgroepen geduid? Welke ontwikkelingen zien de participanten van de focusgroepen in de jeugdcriminaliteit op het moment van afname?
  • De rol van encryptie in de opsporing - Belemmeringen en mogelijkheden

    Jansen, J.; Westers, S.; Berkenpas, M.; Alpár, G.; Stol, W.; Schreurs, W.; Bluhm, K. (medew.) (NHL Stenden Hogeschool, 2023-04-11)
    Encryptie, oftewel de versleuteling van gegevens, komt steeds meer voor bij allerlei vormen van criminaliteit. Dat heeft op hoofdlijnen twee oorzaken. Encryptie wordt steeds vaker standaard toegepast in software en hardware. Ook wordt het bewust gebruikt om relevante informatie en communicatie te verbergen. Een logisch gevolg is dat de opsporing vaker met encryptie te maken heeft. Een vraag die dat oproept is welke rol encryptie speelt in de opsporing. Daarover gaat dit onderzoek. De aanleiding tot dit onderzoek is een dilemma dat gepaard gaat met encryptie. Dit dilemma is bijvoorbeeld te zien in een resolutie over versleuteling die op 14 december 2020 door de Europese Raad werd aangenomen. Enerzijds geldt encryptie daarin als noodzakelijk middel om de grondrechten en de digitale veiligheid van burgers, overheden, het bedrijfsleven en de samenleving te beschermen. Anderzijds geeft de Raad daarin aan dat de rechtshandhavings- en justitiële autoriteiten hun wettelijke bevoegdheden moeten kunnen uitoefenen om onze samenlevingen en burgers te beschermen terwijl dat door encryptie lijkt te worden bemoeilijkt. Het doel van dit onderzoek is drieledig: inzicht bieden in (1) de aard van encryptie in opsporingsonderzoeken, (2) de rol van encryptie in het verloop van opsporingsonderzoeken en (3) de rol van encryptie in de opbrengst van opsporingsonderzoeken. INHOUD Inleiding Methodische verantwoording Theoretische verkenning Resultaten Conclusie, discussie en beperkingen
  • Marktverkenning open source encryptie

    Vorst, T. van der; Bolten, M.; Velde, R. te; Brennenraedts, R.; Berendsen, L. (Dialogic, 2023-04-05)
    De Nederlandse overheid wil zelfstandig in staat zijn om gerubriceerde informatie te beschermen tegen toenemende en veranderende dreigingen. Het gebruik van open source encryptie zou hieraan een bijdrage kunnen leveren. Encryptie is een van de pijlers onder veilige uitwisseling van (gerubriceerde) overheidsinformatie. Bij open source is alle broncode beschikbaar voor de afnemer. Veelal betreft het software die in openheid wordt ontwikkeld door gemeenschappen van wereldwijd samenwerkende personen en organisaties. In dit onderzoek wordt de behoefte aan en het aanbod van open source encryptiemiddelen verkend. We onderzoeken wat de randvoorwaarden zijn voor toepassing van open source encryptiemiddelen voor uitwisseling van gerubriceerde informatie. Daarna gaan we in op de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van open source encryptiemiddelen. Tot slot komen we tot enkele beleidsaanbevelingen. INHOUD Introductie Onderzoeksaanpak Vraagzijde: ecosysteem uitwisseling gerubriceerde informatie Aanbod van open source encryptie Gebruik van open source encryptie Beoordelingskader Conclusies
  • De toepassing van het adolescentenstrafrecht bij 16- tot 23-jarigen - Een validatiestudie

    Prop, L.J.C.; Zeijlmans, K.; Laan, A.M. van der (WODC, 2023-03-30)
    Op 1 april 2014 is het adolescentenstrafrecht ingevoerd in Nederland. Hiermee is onder voorwaarden een flexibele toepassing van het jeugd- en volwassenenstrafrecht voor adolescenten die in de leeftijd van 16 tot 23 jaar een delict hebben gepleegd mogelijk geworden. Zowel het WODC als de Raad voor de rechtspraak (Rvdr) maken gebruik van een eigen query voor het identificeren van zaken van jeugdigen waarbij sprake is van toepassing van het adolescentenstrafrecht. Verschillen in de beide query’s leiden ertoe dat de geschatte aantallen van de toepassing van het volwassenenstrafrecht bij 16- en 17-jarigen door het WODC en de Raad voor de rechtspraak (RvdR) niet hetzelfde zijn. Hierbij is niet bekend welke query de meest nauwkeurige identificatie van zaken opleverde en met welke onnauwkeurigheid rekening moet worden gehouden. Het doel van dit onderzoek is dan ook om inzicht te krijgen in de nauwkeurigheid van de query’s van het WODC en de Rvdr voor het identificeren van zaken waarin sprake is van de toepassing van het adolescentenstrafrecht en om indien nodig de query’s te corrigeren. De centrale vraag is: hoe nauwkeurig zijn de query’s voor identificatie van zaken waarin sprake is van de toepassing van het adolescentenstrafrecht bij 16- tot 23-jarigen?
  • Beelden van geweld - Een mixed-methods onderzoek naar geweld en agressie tegen journalisten

    Holvast, N.L.; Jansen, J.; Roks, R.A.; Nan, J.S.; Dijk, L. van (medew.); Willink, J.C. (medew.); Wingerden, Z. van (medew.) (Erasmus School of Law, 2023-03-27)
    Het onderzoek bestaat uit drie onderzoeksvragen: het in kaart brengen van de aard en omvang van het geweld tegen journalisten (onderzoeksvraag 1), het verschaffen van informatie over de kenmerken van daders en slachtoffers van het geweld (onderzoeksvraag 2) en het inventariseren en voorstellen van beleidsinterventies om geweld tegen te gaan, meer in het bijzonder de vraag of het zinvol is het taakstrafverbod uit te breiden (onderzoeksvraag 3). Elke onderzoeksvraag is vervolgens onderverdeeld in een aantal deelvragen. 1. Wat zijn de aard en omvang van ervaren en waargenomen geweld tegen journalisten in Nederland en in hoeverre is dit in de afgelopen tien jaar veranderd? Welke cijfers zijn bekend over de omvang en ontwikkeling van geweld tegen journalisten en hoe betrouwbaar en valide zijn deze cijfers? Wat zijn overeenkomsten en verschillen met trends in geweld onder andere beroepsgroepen (met name functionarissen met een publieke taak)? Wat zijn de aard en ontwikkeling van (gepercipieerd en geregistreerd) geweld tegen journalisten in de afgelopen tien jaar? Hoe kunnen ontwikkelingen in de aard en omvang van het (gepercipieerde en geregistreerde) geweld tegen journalisten worden verklaard? Welke invloed hebben de verschillende vormen van (gepercipieerd en geregistreerd) geweld op slachtoffers en op het journalistieke werk? In hoeverre is de berichtgeving over geweld tegen journalisten in de media de afgelopen tien jaar veranderd? 2.Welke daders en slachtoffers kunnen er ten aanzien van de verschillende vormen van geweld tegen journalisten worden onderscheiden? Wat zijn, in algemene zin, de achtergrondkenmerken van daders en slachtoffers die betrokken zijn bij de verschillende categorieën geweld tegen journalisten? Welke motieven kunnen aan de verschillende dadertypen worden toegeschreven? 3. Welke beleidsinterventies zouden effectief kunnen zijn in het terugdringen van of het optreden tegen geweld tegen journalisten en in hoeverre kan het zinvol zijn om in dit kader het taakstrafverbod uit te breiden? Welke beleidsinterventies zijn mogelijk effectief voor het terugdringen van geweld tegen journalisten of zijn anderszins gepast? Zijn er in de literatuur voorbeelden bekend van succesvolle interventies uit andere (EU-)landen? Wat kan uit de analyse van geweldsincidenten en daderkenmerken worden geconcludeerd over mogelijk effectieve beleidsinterventies? Welke meerwaarde zouden de beleidsinterventies, in het bijzonder verdere uitbreiding van het taakstrafverbod, in dit opzicht kunnen hebben? Op welke manier kunnen de begrippen ‘journalist’ en ‘journalistiek’ worden gedefinieerd en afgebakend ten behoeve van wet- en regelgeving? De toegenomen zorgen over geweld en agressie tegen journalisten kunnen niet los worden gezien van bredere maatschappelijke ontwikkelingen die de aard van de journalistiek en de positie van de journalistiek binnen de maatschappij hebben veranderd. Twee belangrijke ontwikkelingen, die op verschillende punten terugkomen, zijn: 1. Opkomst van online journalistiek en sociale media, 2. Tanend vertrouwen in gezagsdragers en de overheid. INHOUD Inleiding Beelden uit bestaand nationaal en internationaal onderzoek Het geregistreerde beeld van geweld tegen journalisten Online geweld in beeld - het diffuse karakter van online haat in de Twittertijdlijnen van journalisten Een beeld van het gepercipieerde en ervaren geweld tegen journalisten Geweld binnen vier contexten Beleid en maatregelen tegen geweld Conclusies
  • Meisjescriminaliteit - Een onderzoek naar de kenmerken en risicofactoren van delinquente meisjes en jongvolwassen vrouwen in algemene, politie- en justitiële populaties

    Beerthuizen, M.G.C.J.; Stoeldraaijers, C.; Zeijlmans, K.; Slotboom, A.; Laan, A.M. van der (WODC, 2023-03-27)
    Er zijn vanuit de justitiële praktijk en beleid zorgen dat er te weinig zicht zou zijn op delinquente meisjes en jonge vrouwen; er zou mogelijk zelfs een ‘blinde vlek’ voor deze groep daders kunnen zijn. Om adequaat beleid te kunnen voeren gericht op meisjes die delicten plegen is nader inzicht in deze groep nodig. In het huidige rapport zijn meerdere deelonderzoeken naar delinquente meisjes en jonge vrouwen in de leeftijd van 12 tot en met 27 jaar (vanaf hier aangemerkt als ‘meisjes’) samengenomen. Er is aandacht voor meisjes die delicten rapporteren maar die niet in aanraking zijn gekomen met de politie, voor degenen die wel met de politie in aanraking zijn gekomen als verdachte en voor meisjes die vervolgd en veroordeeld zijn. De volgen de drie onderzoeksvragen worden beantwoord: Wat blijkt uit de (internationale) literatuur over risico- en beschermende factoren van delinquente meisjes? Hoe verschillen delinquente meisjes in justitiële populaties van delinquente meisjes in algemene populaties? Wat is er bekend over (zelfgerapporteerde) delinquentie bij Nederlandse meisjes (in de leeftijd van 12 tot en met 22 jaar) in een algemene populatie van jongeren? En wat is bekend over hun achtergrondkenmerken en risicofactoren? Welke overwegingen spelen bij professionals ten aanzien van meisjes (in de leeftijd van 12 tot en met 27 jaar) betreffende de beslisvorming voor verdenking, vervolging en veroordeling?INHOUD Introductie Risico- en beschermende factoren van delinquente meisjes Delinquente meisjes in de algemene populatie De rol van sekse in overwegingen van justitiële professionals Meisjes en jongens in strafrechtelijke vonnissen Slothoofdstuk
  • Procesevaluatie afhandeling waterschade Zuid-Nederland - Eindrapportage

    Helmond, C. van; Schelfhout, D.; Folmer, T.; Rijnhout, R. (medew.) (Andersson Elffers Felix, 2023-03-16)
    In juli 2021 leidden overstromingen en extreme regenval in Limburg en delen van Noord-Brabant tot vele gedupeerden, grote schade en hoge kosten. Van overheidswege werden gedupeerden financieel ondersteund door de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) in te zetten. De Wts is bedoeld om getroffenen van rampen van een financiële tegemoetkoming te voorzien. Het gaat dan om tegemoetkoming in schade die redelijkerwijs niet verzekerbaar is. De hoofdvragen van het onderzoek luiden: Op welke wijze is na de wateroverlast in het zuiden van Nederland in juli 2021 het proces verlopen inzake de toepassing van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen? Specifiek valt hieronder het proces van het opstellen van de ministeriële regeling en de daaraan direct en indirect verbonden Quick Scan, beleidsregels en regelingen, inclusief de beantwoording van beleidsmatige vragen vanuit de uitvoering. Hoe hebben betrokken partijen het proces inzake de toepassing van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen ervaren en welke verbetermogelijkheden en leerpunten zien zij?INHOUD Inleiding Context en achtergrond Wts Totstandkoming van de ministeriële regeling Uitvoering van de ministeriële regeling Additionele regelingen naast de ministeriële regeling Conclusies en leerpunten
  • Plan- en procesevaluatie Actieplan Wapens en Jongeren

    Snippe, J.; Muijnck, J.A. de; Wouters, L. (Breuer & Intraval onderzoek en advies, 2023-03-08)
    De afgelopen jaren is het wapengebruik onder jongeren fors toegenomen. De daders van steekincidenten worden steeds jonger en het aantal steekincidenten waarbij jongeren betrokken zijn, stijgt. Om deze problematiek terug te dringen en jongeren te behoeden voor dader- en slachtofferschap, is in 2020 het actieplan wapens en jongeren opgesteld. Het doel van het actieplan is om in een periode van twee jaar (2021 en 2022) het wapenbezit en -gebruik onder jongeren terug te dringen. De 16 acties die staan beschreven in het plan dienen dit doel. In dit rapport evalueren we het actieplan. In de planevaluatie gaan we na hoe het actieplan tot stand is gekomen en op basis van welke aannames de gekozen acties bijdragen aan het hoofddoel. In de procesevaluatie beschrijven we de uitvoering van het actieplan door de gemeenten en de rijksoverheid; welke acties hebben gemeenten uitgevoerd, en op welke wijze? Hoe kijken gemeenten terug op de uitvoering en waar liepen zij in de uitvoering tegenaan? Vervolgens gaan we in op de bereikte resultaten. INHOUD Inleiding Planevaluatie Motieven van jongeren Verplichte acties Lokaal toegepaste acties Landelijke acties Resultaten actieplan Conclusies
  • Van incident tot misdrijf? - Het verband tussen betrokkenheid bij incidenten en verdachtenregistraties onder COA-bewoners 2017-2021

    Noyon, S.M.; Latenko, A.; Vink, M.E. (WODC, 2023-03-08)
    Dit rapport bouwt voort op het eerder verschenen rapport 'Incidenten en misdrijven door COA-bewoners 2017-2021' (Noyon et al., 2022) en duidt enkel van de daar beschreven cijfers (zie link hiernaast). Specifiek gaat het onderzoek in op de vraag of er een verband is tussen betrokkenheid bij incidenten en bij misdrijven. Hiermee bevraagt het impliciet de structuur van het periodieke incidentenoverzicht, waarin incidenten en misdrijven gezamenlijk worden gepresenteerd en er dus een verband wordt gesuggereerd. Daarnaast draagt het onderzoek bij aan beleid gericht op preventie van criminaliteit door voorspellende factoren van crimineel gedrag inzichtelijk te maken. INHOUD Inleiding Data, methoden en doelgroep Resultaten Conclusie
  • Update liquidaties 2021

    Gestel, B. van; Meijer, R. (WODC, 2023-03-02)
    In het rapport Tweede verkennende studie liquidaties (zie link hiernaast) is verslag gedaan van het aantal liquidaties in Nederland van het jaar 2000 tot en met 2020 (Van Gestel & Kouwenberg, 2021). Deze notitie bevat een update van die aantallen voor het jaar 2021. We kijken in hoeverre de aantallen uit 2021 aansluiten bij het eerder geschetste beeld. Naast het aantal liquidaties, worden in deze notitie ook enkele andere kenmerken van gepleegde liquidaties beschreven zoals pleegplaats (regio) en leeftijd van slachtoffers.
  • Onderzoek taken en taakuitvoering Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken

    Roodbeen, R.; Schoonbeek, I.; Kamperman, M.; Snippe, J. (Breuer & Intraval onderzoek en advies, 2023-02-22)
    In dit rapport beschrijven we een onderzoek naar de taken en taakuitvoering van de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ). De LEBZ brengt advies uit aan officieren van justitie bij bijzondere zedenzaken, zoals zaken met aspecten van hervonden herinneringen, of zaken die zich meer dan acht jaar geleden zouden hebben voorgedaan. De aanleiding van dit onderzoek is discussie over de werkwijze van de LEBZ in de politiek, media en wetenschap. Onder andere therapeuten/behandelaren en (vermeende) slachtoffers van zedenmisbruik zijn ontevreden over de betrouwbaarheid en objectiviteit van de politie en LEBZ, en geven aan hierin geen vertrouwen meer te hebben. Op verzoek van de Tweede Kamer is onderzoek gevraagd naar de doelstellingen, werkwijze en resultaten van de LEBZ. INHOUD Inleiding, onderzoeksvragen en aanpak Huidige situatie en ontstaansgeschiedenis Beoogde doelen en taken Samenstelling en taakuitvoering Controle taakuitvoering Ervaringen met en meningen over LEBZ Conclusies
  • Zelfonderzoek en zelfmelden van fraude en corruptie door bedrijven

    Meerts, C.A.; Buisman, S.S.; Huisman, W.; Groodt, M. de; Jong, S.A.T. de (Vrije Universiteit Amsterdam - Faculteit der Rechtsgeleerdheid, 2023-02-21)
    De doelstelling van het onderzoek is het inventariseren van ervaringen met het zelfonderzoek en het zelfmelden van mogelijke financieel-economische criminaliteit door bedrijven in enkele andere landen, en de gepercipieerde opbrengsten en risico’s van het zelf (laten) onderzoeken en zelfmelden van mogelijk financieel-economische criminaliteit door bedrijven in Nederland. Het onderzoek valt uiteen in twee deelonderzoeken die onlosmakelijk verbonden zijn. In Deel A staan de ervaringen met zelfonderzoek en zelfmelden in andere landen in rechtsvergelijkend perspectief centraal. In Deel B wordt – op basis van de resultaten van Deel A – empirisch onderzoek verricht naar de gepercipieerde opbrengsten en risico’s van zelfonderzoek en zelfmelden in Nederland. In het onderzoek staan daarbij de hiernavolgende vragen centraal. INHOUD Inleiding Uitgangspunten rechtsvergelijking: zelfonderzoek en zelfmelden in Nederland Ervaringen met zelfonderzoek en zelfmelden in Duitsland Ervaringen met zelfonderzoek en zelfmelden in Engeland (en Wales) Ervaringen met zelfonderzoek en zelfmelden in Frankrijk Ervaringen met zelfonderzoek en zelfmelden in de Verenigde Staten Ervaringen met zelfonderzoek en zelfmelden vanuit rechtsvergelijkend perspectief Zelfonderzoek en zelfmelden in de Nederlandse praktijk Conclusie en reflectie

View more