Fysieke bestraffing van kinderen
dc.contributor.author | Kooijman, K. | |
dc.contributor.author | Berge, I. ten | |
dc.contributor.author | Oostveen, A. | |
dc.coverage.spatial | Nederland | |
dc.date.accessioned | 2021-01-22T13:07:44Z | |
dc.date.available | 2021-01-22T13:07:44Z | |
dc.date.issued | 2003 | |
dc.identifier.citation | ISBN:9059570707 | |
dc.identifier.uri | http://hdl.handle.net/20.500.12832/1411 | |
dc.description.abstract | De wettelijke bepalingen tot het tegengaan van geweld tegen kinderen bij de opvoeding in de onderzochte landen komen sterk overeen. In de landen zijn civielrechtelijke bepalingen geformuleerd, bedoeld om kinderen bescherming te bieden tegen alle vormen van geweld. Er is geen sprake van bestraffing of vervolging van ouders bij overtreding van de wet. De belangrijkste argumenten bij het tot stand brengen van de regelingen waren: duidelijkheid scheppen, aansluiting vinden bij de maatschappelijke ontwikkelingen en internationale verdragen, een uitgangspunt voor de bestrijding van kindermishandeling formuleren en aansluiten bij de steeds duidelijker gegevens uit wetenschappelijk onderzoek over de negatieve gevolgen van fysieke bestraffing voor de gezonde ontwikkeling van kinderen. Het streven van de wetgever is vooral gericht op een verandering van de mentaliteit onder de bevolking en versterking van de bestaande publieke opinie. In geen van de landen heeft de wetgever met de invoering van de verbodsbepalingen de bedoeling gehad sanctionerend of controlerend op te treden. Wel voerden de overheden en soms ook particuliere organisaties grote voorlichtingscampagnes (met name in Zweden, Denemarken en Duitsland). Met name Zweden en Oostenrijk ondernemen veel om op het gebied van jeugdwelzijn en opvoedingsondersteuning de naleving van de wettelijke regelingen te verbeteren. De argumentatie in Engeland om geen wettelijke regeling in te voeren berust op twee veronderstellingen, nl dat dat er te weinig draagvlak voor een dergelijke regeling bestaat en dat er reeds voldoende bescherming mogelijk is op grond van mensenrechten. Informatie over de effectiviteit van de wettelijke regelingen is in de vier onderzochte landen slechts beperkt aanwezig. | |
dc.publisher | NIZW | |
dc.relation.ispartofseries | WODC Rapport 02.086 | |
dc.subject | Vergelijkend onderzoek | |
dc.subject | Kindermishandeling | |
dc.subject | Lijfstraf | |
dc.title | Fysieke bestraffing van kinderen | |
dc.title.alternative | Een inventarisatie van wettelijke verboden in vier Europese landen | |
dc.type | rapport | |
dc.identifier.project | 02.086 | |
refterms.dateFOA | 2021-01-22T13:07:44Z | |
html.description.abstract | De wettelijke bepalingen tot het tegengaan van geweld tegen kinderen bij de opvoeding in de onderzochte landen komen sterk overeen. In de landen zijn civielrechtelijke bepalingen geformuleerd, bedoeld om kinderen bescherming te bieden tegen alle vormen van geweld. Er is geen sprake van bestraffing of vervolging van ouders bij overtreding van de wet. De belangrijkste argumenten bij het tot stand brengen van de regelingen waren: duidelijkheid scheppen, aansluiting vinden bij de maatschappelijke ontwikkelingen en internationale verdragen, een uitgangspunt voor de bestrijding van kindermishandeling formuleren en aansluiten bij de steeds duidelijker gegevens uit wetenschappelijk onderzoek over de negatieve gevolgen van fysieke bestraffing voor de gezonde ontwikkeling van kinderen. Het streven van de wetgever is vooral gericht op een verandering van de mentaliteit onder de bevolking en versterking van de bestaande publieke opinie. In geen van de landen heeft de wetgever met de invoering van de verbodsbepalingen de bedoeling gehad sanctionerend of controlerend op te treden. Wel voerden de overheden en soms ook particuliere organisaties grote voorlichtingscampagnes (met name in Zweden, Denemarken en Duitsland). Met name Zweden en Oostenrijk ondernemen veel om op het gebied van jeugdwelzijn en opvoedingsondersteuning de naleving van de wettelijke regelingen te verbeteren. De argumentatie in Engeland om geen wettelijke regeling in te voeren berust op twee veronderstellingen, nl dat dat er te weinig draagvlak voor een dergelijke regeling bestaat en dat er reeds voldoende bescherming mogelijk is op grond van mensenrechten. Informatie over de effectiviteit van de wettelijke regelingen is in de vier onderzochte landen slechts beperkt aanwezig. | nl_NL |
dc.identifier.tud | uuid:fadc6d15-7a6f-49c0-86d0-657399e38d39 | |
dc.contributor.institution | WODC | |
dc.source.city | Utrecht |