Collections in this community

Recent Submissions

  • Van verdenking tot vrijheidsstraf - Een statistisch onderzoek naar de invloed van migratieachtergrond op uitkomsten in de Nederlandse strafrechtketen

    Jong, P.W. de; Leerkes, A.; Shchetinin, D.; Bezemer, W. (medew.); Netten, N. (medew.) (WODC, 2025-06-19)
    Dit onderzoek richt zich op de invloed van migratieachtergrond en nationale herkomst op uitkomsten binnen de Nederlandse strafrechtketen. Het is al langer bekend dat bepaalde groepen met een migratieachtergrond zijn oververtegenwoordigd in Nederlandse detentiecentra. Bevindingen uit eerder onderzoek suggereren dat een deel van deze oververtegenwoordiging te wijten is aan selectieprocessen nadat personen met het justitiële systeem in aanraking zijn gekomen. Etnische selectiviteit in het strafproces kan ertoe leiden dat de oververtegenwoordiging van personen met een migratieachtergrond in gevangenissen hoger is dan bij aanhouding door de politie; we spreken dan van cumulatieve oververtegenwoordiging. In deze studie is nagegaan 1) of er onder minderjarigen en volwassenen sprake is van dergelijke patronen van cumulatieve oververtegenwoordiging in de strafrechtketen en 2) wat de achtergronden zijn van dergelijke patronen. INHOUD Inleiding Selectiviteit in de strafrechtketen Doelstellingen en bijdragen van deze studie Data & Methode Cumulatieve oververtegenwoordiging: beschrijvende statistieken Resultaten van verdiepende analyses Conclusie Discussie
  • Evaluatie van het CCV - Evaluatie van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid 2019-2024

    Weel, B. ter; Pattinaja, W.; Helder, E.; Bernasco, W. (SEO economisch onderzoek, 2025-06-18)
    Dit rapport bevat de evaluatie van het CCV (2019-2024). Een belangrijk kenmerk van het CCV is dat het jaarlijks subsidie ontvangt van het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) voor de basisprogrammering. Deze basissubsidie is onderwerp van deze evaluatie en beslaat de periode 2019-2024. In de afgelopen twintig jaar is de basissubsidie van het CCV twee keer geëvalueerd (2013 en 2019). Daarmee wordt voldaan aan de verplichting om vijfjaarlijks (deels) gesubsidieerde organisaties te evalueren op hun effectiviteit en efficiëntie. De evaluatie moet inzicht geven in de wijze waarop de bijdrage van het CCV leidt tot meerwaarde voor de samenleving. Daarbij wordt ook gekeken naar de toerusting van het CCV en de mate waarin deze voldoende is om die meerwaarde te realiseren voor maatschappij en stakeholders. Tevens is het belangrijk om na te gaan in welke mate het CCV opvolging heeft gegeven aan de aanbevelingen uit de evaluaties van 2013 en 2019. Ten slotte brengt de evaluatie de efficiëntie van het CCV in kaart. INHOUD Inleiding Het CCV in de evaluatieperiode Benchmarks Evaluatie van het CCV Conclusie
  • Rechtsvergelijking toegang tot de rechter van belangenorganisaties in algemeenbelangacties

    Jong, E.R. de; Boom, W.H. van; Arons, T.M.C.; Erken, E. (Universiteit Utrecht, 2025-06-16)
    De afgelopen jaren zijn door belangenorganisaties verschillende ideële algemeenbelangacties tegen bedrijven en de overheid ingesteld. Kenmerkend aan dit soort procedures is dat de procederende belangenorganisatie zelf een rechtsvordering instelt om de rechten en belangen van anderen te beschermen. Daarbij vraagt zij om niet-geldelijke remedies, zoals een rechterlijk bevel en/of een verklaring voor recht van onrechtmatig handelen. Sinds 1994 bevat het Burgerlijk Wetboek (BW) een wettelijke regeling voor deze procedure, neergelegd in artikel 3:305a BW. Op 1 januari 2020 is de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA) in werking getreden; daarmee is het instellen van een collectieve schadevergoedingsactie mogelijk gemaakt. Met de inwerkingtreding van de WAMCA is ook artikel 3:305a BW aangepast. Een belangrijke aanpassing is de introductie van het representativiteitsvereiste. Het vernieuwde artikel 3:305a BW bepaalt onder meer dat de rechter bij de ontvankelijkheidsbeoordeling in een ideële algemeenbelangactie en collectieve schadevergoedingsactie beoordeelt of de procederende belangenorganisatie voldoende representatief is, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen. In 2023 heeft de meerderheid van de Tweede Kamer de regering verzocht om te verkennen in hoeverre voor belangenorganisaties met een ideëel doel op grond van artikel 3:305a BW nadere vereisten met het oog op de representativiteit gesteld moeten worden. Aan de Kamer is in dat verband toegezegd dat onderzocht wordt hoe ons omringende landen omgaan met ideële algemeenbelangacties en welke (representativiteits)eisen zij stellen aan deze organisaties. Dit rapport vormt de verslaglegging van dat onderzoek. Het onderzoek bestaat uit drie delen. Allereerst is de achtergrond en uitwerking van het representativiteitsvereiste in de Nederlandse wet en rechtspraak onderzocht. Eveneens is gekeken naar de Nederlandse literatuur over het representativiteitsvereiste. Ten tweede is de betekenis van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Verdrag van Aarhus voor het representativiteitsvereiste onderzocht. Ten derde is de ontvankelijkheidsbeoordeling in algemeenbelangacties tegen de overheid in België, Duitsland, Engeland & Wales, Frankrijk, Noorwegen en Zweden onderzocht. INHOUD Introductie Nederlandse context: artikel 3:305a BW Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens & het Verdrag van Aarhus Bevoegdheden van belangenorganisaties in de onderzochte jurisdicties Systematiek van de ontvankelijkheidsbeoordeling Representativiteit bij de ontvankelijkheidsbeoordeling Conclusie
  • Explosieve handel - Dadertypen en aanpak van economische vuurwerkcriminaliteit

    Blaker, N.; Bruinsma, M.; Halbersma, R.; Postema, D. (Atlas Research, 2025-06-16)
    Het gebruik van professioneel vuurwerk is voor consumenten verboden. Desondanks wordt regelmatig gebruikgemaakt van professioneel vuurwerk door consumenten, bijvoorbeeld rondom de jaarwisseling of bij sportevenementen, waarbij het vuurwerk overlast veroorzaakt en een groot veiligheidsrisico vormt. Verder neemt het aantal aanslagen waarbij professioneel vuurwerk als explosief wordt ingezet de afgelopen jaren sterk toe. Voordat het vuurwerk bij deze eindgebruikers terechtkomt, heeft het een lange weg afgelegd vanuit het buitenland naar de illegale handel in zwaar vuurwerk binnen Nederland. De personen die betrokken zijn bij deze handel vormen de focus van dit onderzoek naar economische vuurwerkcriminaliteit. Onder professioneel vuurwerk valt momenteel al het vuurwerk met de categorie F4 en F3 van de Europese Pyrorichtlijn. Daarnaast valt F2-vuurwerk onder professioneel vuurwerk als dit niet in de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk (RACT) als consumentenvuurwerk wordt aangemerkt. Het onderzoek geeft verder inzicht in welke interventies voor het tegengaan van economische vuurwerkcriminaliteit effectief (kunnen) zijn, toegespitst op specifieke daderprofielen. In dit onderzoek wordt speciale aandacht besteed aan jeugdige daders in de leeftijd tot 23 jaar, mede vanuit de wens om scherper te krijgen wat de instroom en doorgroei van jongeren in deze criminele wereld kan voorkomen. Het onderzoek kent op grond van het voorgaande de volgende twee doelen: Het vergroten van het inzicht in de verschillende typen daders van economische vuurwerkcriminaliteit. Het vergroten van het inzicht in de bedoelde/onbedoelde effecten van straffen/interventies, zowel repressief als preventief en gespecificeerd naar typen daders. INHOUD Inleiding Huidige kennis Onderzoeksopzet Dadertypen economische vuurwerkcriminaliteit Jurisprudentieonderzoek Analyse van politie- en OBJD-data Experts over effecten van interventies Economische markt- en gedragsanalyse Synthese
  • Met vereende krachten? - Lessen uit praktijkervaringen met publiek-private samenwerking in het kader van de politietaak

    Dekker, R.; Feys, Y.; Glebbeek, M-L.; Lindeman, J.; Loyens, K. (Universiteit Utrecht, 2025-06-05)
    Binnen de democratische rechtsstaat speelt de politie van oudsher een belangrijke rol. De afgelopen decennia is er sprake van een pluralisering van politietaken waarbij de politie haar taken uitvoert in samenwerking met andere private en publieke partijen. De politie heeft bij herhaling het voornemen tot verdere samenwerking met private en maatschappelijke partners geformuleerd, terwijl private en maatschappelijke partijen onder meer door nieuwe technologieën beter in staat zijn politietaken op zich te nemen. Er bestaat behoefte aan kennis over hoe in de praktijk oplossingen zijn gevonden die doorontwikkeling van publiek-private samenwerking (PPS) mogelijk maken, met oog voor de beginselen van de rechtsstaat. Dit onderzoek voorziet in die behoefte door het beantwoorden van de volgende onderzoeksvraag: Wat is nodig voor de doorontwikkeling van publiek-private samenwerking ten bate van de politiefunctie? INHOUD Inleiding Bevindingen vanuit de scoping review Bevindingen vanuit het casusonderzoek Conclusie en reflecties
  • Inzicht in toezicht: tbs-gestelden langdurig(er) voorwaardelijk vrij - De evaluatie van twee wetswijzigingen

    Nagtegaal, M.H.; Varkevisser, T. (WODC, 2025-05-26)
    De maatregel terbeschikkingstelling (tbs) kan worden opgelegd aan daders van strafbare feiten bij wie tijdens het plegen van het delict een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestaat. Als aan de tbs-maatregel gedwongen opname in een tbs-kliniek wordt verbonden, spreken we van tbs ‘met bevel tot verpleging van overheidswege’, kortgezegd ook wel tbs met verpleging. Via behandeling van de tbs-patiënt wordt gewerkt aan het verkleinen van de kans op recidive. De behandeling wordt gekenmerkt door een geleidelijke terugkeer in de maatschappij. Via verlof, dat eerst een hoge mate van beveiliging kent en kleine stappen betreft en later minder beveiliging, grotere stappen en meer vrijheden omvat, komt uiteindelijk het moment dat de gedwongen verpleging van de patiënt voorwaardelijk kan worden beëindigd. De afgelopen jaren zijn er twee wetswijzigingen in de duur van de VB doorgevoerd. Bij de wetswijziging uit 2008 is de maximale duur van de VB verlengd van maximaal drie jaar naar maximaal negen jaar. Bij de wetswijziging uit 2017 is de maximale duur komen te vervallen. Deze laatste wijziging maakt onderdeel uit van de Wet langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking (Wlt). Als de VB eindigt, eindigt daarmee ook de tbs-maatregel en keert de tbs-gestelde weer terug naar de maatschappij. Het huidige onderzoek is een van de zes deelonderzoeken uit het grotere onderzoeksprogramma naar de effectiviteit van de Wlt en ziet op het onderzoeken van de effectiviteit van de twee wetswijzigingen. INHOUD Inleiding Beleidtheorie en achtergrond Bereiken van doelen en verwachtingen Tbs-gestelden met een lange of een korte VB Recidivemetingen Slot
  • Een veelkleurig vergezicht - Kenmerken, behoeften, besluitvorming en beleid rond langverblijf in de tbs

    Wolf, M.J.F. van der; Es, R.M.S. van; Georgaki, E.P.; Ritzema, S.P.; Reef, J. (Universiteit Leiden - Faculteit der Rechtsgeleerdheid - Instituut voor Strafrecht en Criminologie, 2025-05-20)
    Binnen het tbs-systeem verblijft ongeveer 15% van de populatie in een voorziening voor langverblijf: een voorziening voor Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg (LPFZ) of een longcare-voorziening. De rechtspositie van patiënten is zeer verschillend. De LFPZ heeft een formele status waarbij de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurig Forensisch Psychiatrische Zorg (LAP) betrokken is bij een uitgebreide plaatsingsprocedure en tevens eens per twee jaar toetst of het verblijf nog nodig en passend is en er een nieuw plaatsingsbesluit wordt genomen. De longcare betreft echter, geen officiële status die door een besluit wordt toegekend, maar enkel een interne (binnen dezelfde instelling) of externe overplaatsing. Er wordt niet door een onafhankelijke instantie met een zekere frequentie getoetst of de patiënt nog op de juiste plek zit en er is geen apart beleidskader voor de longcare. Het doel van dit onderzoek is om inzicht te bieden in de kenmerken van langverblijvenden in de LFPZ en longcare; welke behoeften zij, en betrokken professionals, hebben ten aanzien van zorg, beleid en rechtspositie en welke factoren een rol spelen in de besluitvorming tot plaatsing in, of uitstroom uit, de LFPZ of longcare. Ten slotte wordt nagegaan tot welke beleidsimplicaties de uitkomsten van dit onderzoek kunnen leiden. Deze doelen zijn weergeven in vier verschillende onderzoeksvragen: Wat zijn kenmerken (demografische, diagnostische, justitiële en behandelkenmerken) van de huidige langverblijvers en uitstromers van de LFPZ in vergelijking met die van de longcare en welke ontwikkelingen hebben zich in die doelgroepen voorgedaan sinds 2017? Welke (verschillende) behoeften hebben patiënten op de LFPZ en longcare, en bij hun tbs-traject betrokken professionals, ten aanzien van zorg, beleid en rechtspositie? Welke factoren/kenmerken spelen op de verschillende beslismomenten bij de bijbehorende actoren een (doorslaggevende) rol in de besluitvorming rond plaatsing, door- en uitstroom ten aanzien van de LFPZ en longcare? In hoeverre nopen de uitkomsten van dit onderzoek tot verandering van het bestaande (verschillende) beleid ten aanzien van de LFPZ en longcare? INHOUD Inleiding Kenmerken van langverblijvers – verslag van een dossierstudie Behoeften van betrokkenen - verslag van een interviewstudie Besluitvorming – verslag van een vignetstudie Beleidsimplicaties - verslag van een focusgroep Conclusies, discussie en aanbevelingen Een veelkleurig vergezicht
  • Capaciteitsbehoefte Justitiële Ketens t/m 2030 - Beleidsneutrale ramingen

    Tims, B.; Braak, F. ter; Moolenaar, D.E.G.; Kriege, A.G.; Pol, B. van der (WODC, 2025-05-19)
    Dit rapport beschrijft de ramingen van de capaciteitsbehoefte van de justitiële ketens tot en met 2030. Het gaat daarbij om ramingen van de instroom en uitstroom van diverse ketenpartners binnen de justitiële ketens (aantallen te behandelen zaken e.d.) en de capaciteitsbehoefte bij intramurale voorzieningen (aantal plaatsen in justitiële inrichtingen). De ramingen voor de civielrechtelijke en bestuursrechtelijke rechtspraak zijn de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) en de Raad voor de rechtspraak (Rvdr). De ramingen voor forensisch psychiatrische centra (voorheen tbs-klinieken) zijn de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het WODC en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Voor de overige ramingen is het WODC verantwoordelijk. De ramingen zijn ‘beleidsneutraal’. Dat wil zeggen dat de ramingen uitgaan van gelijkblijvend beleid. De ramingen zijn gemaakt met het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ). Het PMJ bestaat uit twee onderdelen, namelijk een model voor de veiligheidsketen en een model voor het civiel- en bestuursrechtelijke deel van de justitiële keten. iNHOUD Inleiding Achtergrondfactoren Overtredingen Misdrijven Tenuitvoerlegging Reclassering, kinderbescherming en rechtszaken in strafzaken civiel recht en bestuursrecht Nawoord
  • Aanhoudend dienstbaar - Aanhoudings- en Ondersteuningsteams voor de politietaak - Onderzoek naar sturing en inzet van Ondersteuningsgroepen en Aanhoudings- en Ondersteuningsteams voor de politietaak

    Timmer, J.; Wolsink, J.; Dinnissen, C.; Esseveldt, J. van (VU Amsterdam, 2025-05-15)
    Voor politiewerk onder levensbedreigende omstandigheden beschikt het Nederlandse politiebestel over zes zogeheten Aanhoudings- en Ondersteuningsteams (AOT) bij de politie en één bij de Koninklijke Marechaussee (KMar) (art. 11, Besluit beheer politie). Voor aanhoudingen met een verhoogd risico beschikken de eenheden van de politie over 11 zogeheten Ondersteuningsgroepen (OG). Dit onderzoek heeft als centrale vraag: Wat zijn de positie en betekenis van de OG’s en AOT’s binnen de politietaak en hoe verlopen de onderlinge afstemming, sturing en toetsing van de werkzaamheden van deze teams? De centrale vraag is onder te verdelen in vier onderzoeksvragen: Hoe worden besluiten genomen over de inzet van OG’s en AOT’s bij aanhoudingen? Hoe vaak en voor welke taken zijn de OG’s en AOT’s in 2023 ingezet? Wat zijn de werkwijzen van OG’s en AOT’s bij het verrichten van aanhoudingen? Hoe zijn OG’s en AOT’s toegerust om aanhoudingen te verrichten? INHOUD Inleiding Aanvraag en besluitvorming OG's, AOT en hun inzetten Aard van de inzetten Opleiding en training Bewapening en uitrusting Evaluatie en beoordeling Conlusie
  • Buiten bereik - Lerende evaluatie van het Programma Implementatie Vernieuwing C2000

    Helmond, C. van; Bosshardt, C.; Hoef, I. van de; Prins, V. (co-auteur hoofdstuk 2); Meershoek, N. (co-auteur hoofdstuk 3); Folmer, T. (Andersson Elffers Felix, 2025-05-14)
    Het communicatiesysteem C2000 is van vitaal belang voor de veiligheid in Nederland. Tienduizenden hulpverleners maken dagelijks gebruik van dit systeem, zowel bij reguliere werkzaamheden als bij grootschalige incidenten en rampen. Sinds de introductie van C2000 in 2004 wordt continu gewerkt aan de verdere verbetering van het systeem. Onder regie van het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) is in 2016 de technische vernieuwing van C2000 gestart binnen het programma Implementatie Vernieuwing C2000 (IVC). Dit programma is op 31 december 2023 formeel afgerond. Het WODC heeft namens het ministerie van JenV aan Andersson Elffers Felix (AEF) de opdracht gegeven om een evaluatie uit te voeren van het programma IVC. Doel van deze evaluatie is om de aanpak en resultaten te evalueren en lessen te trekken voor toekomstige trajecten, zowel voor de verdere optimalisatie en continuering van C2000, als voor de voorbereiding en uitvoering van het opvolgende programma VMX. Bijzondere aandacht is besteed aan de ervaringen van eindgebruikers van C2000, met als doel inzicht te verkrijgen in de praktische werking van het vernieuwde systeem en het signaleren van eventuele knelpunten vanuit de praktijk. INHOUDSOPGAVE Inleiding Context en vernieuwingen C2000 Voorafgaande keuzes Governance, samenwerking en communicatie Planning, aanpak en budget Perspectief eindgebruikers C2000 Conclusies en aanbevelingen
  • Wet seksuele misdrijven - Voorbereiding en nulmeting - Voorbereiding evaluatie en nulmeting

    Buysse, W.; Piepers, N.; Petersen, A.; Nauta, O. (medew.) (DSP-groep, 2025-05-13)
    De Wet seksuele misdrijven (Wsm) is op 1 juli 2024 in werking getreden met als doel slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag beter te beschermen. De wet beoogt een modernisering van de zedenwetgeving en sluit aan bij veranderende maatschappelijke normen. Er is meer aandacht voor vrijwilligheid en gelijkwaardigheid in seksuele contacten, evenals voor nieuwe vormen van online seksueel grens-overschrijdend gedrag. Ter voorbereiding op de procesevaluatie twee jaar en de evaluatie van de Wsm vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet is een onderzoek uitgevoerd naar de beleidslogica achter de Wsm. Op basis van de beleidslogica is een meetplan opgesteld met kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en is een nulmeting uitgevoerd van de beschikbare indicatoren. In het onderzoek stonden drie hoofdvragen centraal: Wat zijn de beoogde doelen van de Wsm, en hoe worden deze bereikt? Met welke indicatoren kan de wet worden gemonitord en geëvalueerd? Wat is de situatie in de praktijk voorafgaand aan de invoering?
  • Trauma en de strafrechtsketen

    Kunst, M.; Molendijk, T.; Doorn, J. van; Helmich, M.; Aarten, P.; Bicanic, I.; Brouwer, M.; Contino, C.; Hendriks, A.; Mansvelt, M.; et al. (WODC, 2025-04-17)
    In dit themanummer van Justitiële verkenningen staat het onderwerp ‘trauma-geïnformeerd’ werken in de strafrechtspleging centraal. Bij deze werkwijze houden professionals, zoals rechters en officieren van justitie, rekening met traumatische ervaringen van betrokkenen. Ze passen de manier aan waarop ze deze personen benaderen en richten zich op gedrag dat kan duiden op een posttraumatische stressstoornis. Het kan hierbij gaan om slachtoffers en nabestaanden, maar ook om verdachten en veroordeelden. De bijdragen in deze editie van Jv laten zien dat trauma-geïnformeerde strafrechtspleging niet enkel een idealistisch streven is, maar een noodzakelijke ontwikkeling om rechtvaardigheid en effectiviteit binnen het strafrecht te verbeteren. Door de rol van trauma niet alleen te erkennen, maar er ook actief rekening mee te houden in beleid en praktijk, kunnen we bouwen aan een strafrechtsysteem dat niet alleen straft, maar ook herstelt. INHOUD Inleiding Maarten Kunst - Hard nodig: trauma-geïnformeerd werken in de strafrechtsketen Tine Molendijk en Marjan Helmich - Daderschap en morele verwonding binnen het huidige strafrechtsysteem Pauline Aarten, Iva Bicanic, Marijke Brouwer en Carlo Contino - Van de keukentafel naar de rechtbank. Het voorkomen van secundaire victimisatie en hertraumatisering bij slachtoffers van seksueel geweld in de strafrechtsketen Ariane Hendriks en Marscha Mansvelt - Trauma-geïnformeerd werken in huiselijk-geweldzaken: het begint met de erkenning van het geweld Janne van Doorn en Joyce Schot - De rol van traumagerelateerde emoties in juridische beslissingen Summaries
  • Sterke afspraken tegen agressie en geweld in de publieke sector - Suggesties voor doorontwikkeling van de eenduidige landelijke afspraken (ELA) voor opsporing en vervolging van VPT-delicten

    Abraham, M.; Krouwel, L.; Meijers, R.; Piepers, N. (DSP-groep, 2025-04-15)
    Politie en Openbaar Ministerie (OM) treden gericht op tegen agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. Dit doen zij onder andere vanaf 2010 aan de hand van de Eenduidige Landelijke Afspraken (verder: ELA). Dit is een set afspraken tussen politie en OM, om te komen tot een eenduidige, effectieve en snelle afhandeling van agressie- en geweldszaken tegen werknemers met een publieke taak. Sinds de invoering van de ELA in 2010 is de set afspraken meerdere keren geëvalueerd. De evaluatie uit 2020 bracht verschillende knelpunten aan het licht die (nog) niet adequaat waren opgelost. Voorliggende beknopte evaluatie gaat in op de werking en uitvoering van de ELA, identificeert knelpunten en doet suggesties voor verbetering. De vragen die centraal staan in het onderzoek luiden: Welke knelpunten doen zich voor bij de uitvoering van de ELA? Welke oplossingen kunnen bijdragen aan verbetering? INHOUD Inleiding ELA: eenduidige landelijke afspraken Ervaringen en knelpunten Mogelijke oplossingen en verdere suggesties voor verbetering Conclusies
  • Lekenrechtspraak in strafzaken in West-Europa

    Pivaty, A.; Hübner, H.; Nab, E.A.J.; Voert, M. ter; Bovend'Eert, P. (medew.); Kaal, J. (medew.) (Radboud Universiteit, 2025-04-11)
    Aanleiding voor dit onderzoek is een in 2022 door de Tweede Kamer aangenomen motie, waarin wordt verzocht in kaart te brengen welke vormen van lekenrechtspraak momenteel worden toegepast in West-Europese landen. De achterliggende gedachte is dat lekenrechtspraak mogelijk kan bijdragen aan het vertrouwen in en het begrip van de rechtspraak in Nederland. Nederland is één van de weinige landen in Europa die geen lekenrechtspraak hebben bij de berechting van commune strafzaken. Onderzoek naar de mogelijke invoering van lekenrechtspraak in de Nederlandse strafrechtspleging is al in 2006 uitgevoerd naar aanleiding van een eerdere, soortgelijke motie. De nieuwe motie geeft aanleiding om de verschillende vormen van lekenrechtspraak in West- Europa opnieuw te inventariseren, met als doel een debat mogelijk te maken over de eventuele invoering van een vorm van lekenrechtspraak in het Nederlandse (straf)rechtssysteem. INHOUD Inleiding Methodologie Rechtstheoretische argumenten voor en tegen lekenrechtspraak Verkennend onderzoek in diverse Europese landen Eerder empirisch onderzoek naar lekenrechtspraak, vertrouwen en democratische participatie Verdiepend onderzoek in België, Zweden en Engeland en Wales Nederlandse burgers over lekenrechtspraak Conclusie
  • Evaluatie DigiPlein

    Ansem, N. van; Vaan, K. de; Berg, B. van den; Giaquinto, G. (Motivaction); Nijkamp, M. (Motivaction); Meijers, R. (Motivaction); Velzen, D. van (Motivaction) (Regioplan, 2025-03-18)
    Het DigiPlein is een online omgeving waar ouders, kinderen en professionals laagdrempelig terechtkunnen voor neutrale informatie en ondersteuning rondom scheidingen. Deze informatievoorziening moet bijdragen aan de de-escalatie en dejuridisering van scheidingen. Het DigiPlein is in april 2023 in de vorm van de website www.uitelkaarmetkinderen.nl online gegaan. Het doel van dit onderzoek is om na te gaan hoe het DigiPlein functioneert en wat mogelijke verbeteringen voor de toekomst zijn. Onderzoeksvragen: Wat werd met het DigiPlein beoogd en hoe sluit de inrichting van het DigiPlein daarop aan? Wat is uit (internationale) wetenschappelijke literatuur (evidence-based) bekendSluit de gekozen vorm (website) en het type informatie op de website aan bij deze wetenschappelijke in-zichten? Wat is de informatiebehoefte van de totale, potentiële doelgroep van het DigiPlein? Hoe ervaren bezoekers de website van het DigiPlein? Welke conclusies kunnen (per doelgroep) worden getrokken?
  • Onderzoek naar doelgroepen voor meerouderschap en meerpersoonsgezag

    Veldkamp, C.; Huizen, C. van; Beerepoot, R. (Ipsos I&O, 2025-03-05)
    Lang niet alle kinderen groeien meer op in een traditioneel tweeoudergezin. Door scheidingen ontstaan bijvoorbeeld gezinnen met stiefkinderen en -ouders. Ook kiezen sommige ouders er bewust voor om kinderen te krijgen en op te voeden met meer dan twee volwassenen. In 2016 heeft de Staatscommissie Herijking Ouderschap geadviseerd om te komen tot een wettelijke regeling voor meerouderschap en meerpersoonsgezag. Voordat overgegaan kan worden tot nieuwe wetgeving omtrent meerouderschap en meerpersoonsgezag is eerst meer inzicht nodig in de (potentiële) doelgroep voor deze eventuele wetgeving. Dit is enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de uitvoeringsconsequenties (de juridische complexiteit); hoe groter en diverser de groep hoe groter de implicaties voor de uitvoering. Anderzijds geeft inzicht in de omvang en diversiteit van de doelgroep ook aan hoe groot de groep is die tegen problemen aanloopt en geeft het inzicht of dat afdoende afgedekt wordt met eventuele nieuwe wetgeving. De onderzoekers brengen in dit rapport de potentiële doelgroep voor wetgeving over meerouderschap en meerpersoonsgezag in beeld. Onderzoeksvragen Welke potentiële doelgroepen kunnen worden onderscheiden voor een wettelijk regeling voor meerouderschap en meerpersoonsgezag? Wat is de omvang van de potentiële doelgroepen die kunnen worden onderscheiden? Welk deel van de potentiële doelgroep had voor conceptie al het plan om het kind in een meeroudergezin te laten opgroeien? Wat zijn de kenmerken van deze potentiële doelgroepen? (demografisch, moment ontstaan meeroudergezin en andere kenmerken die relevant kunnen zijn voor de wettelijke regeling) Welke knelpunten worden op dit moment ervaren door de potentiële doelgroepen en hun omgeving? Welk deel van de potentiële doelgroep heeft voor conceptie al afspraken op papier gemaakt? Welk deel van de potentiële doelgroepen verwacht mogelijk gebruik te maken van een wettelijke regeling als deze wordt geïntroduceerd? INHOUD Inleiding Doelgroepen en populatiegrootte Opvoeding en ouderschap/gezag Wensen voor wettelijke regeling
  • Puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand - tijdsbestedingsonderzoek

    Walet, L.; Rij, C. van (Cebeon, 2025-03-03)
    Gesubsidieerde rechtsbijstand moet mensen die de kosten van rechtsbijstand niet geheel zelf kunnen dragen in staat stellen om juridische bijstand te ontvangen. Rechtsbijstandverleners krijgen een vergoeding voor deze rechtsbijstand op basis van een forfaitair systeem. Daarin worden punten toegekend aan zaken naar rato van de gemiddelde tijdsbesteding aan die zaken. Daarbij geldt in beginsel dat een punt met een uur tijdsbesteding overeenkomt. In dit onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre de tijdsbesteding aan zaken in het huidige stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand overeenkomt met de gehanteerde puntentoekenningen (zowel het forfaitaire bedrag voor standaard-zaken als zaken met puntentoeslagen en – kortingen)? Cebeon heeft het voorliggende onderzoek uitgevoerd in opdracht van het WODC ten behoeve van de Commissie Evaluatie puntentoekenning gesubsidieerde rechtsbijstand (Commissie Van der Meer II). Dit onderzoek is één van de activiteiten die input moeten leveren voor het advies van de Commissie inzake het puntensysteem van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. INHOUD Inleiding Methoden van onderzoek en gebruikte gegevens Typologie van zaakscodes Beantwoording onderzoeksvragen
  • WODC-methodiek recidive meten - 5e herziene versie

    Blom, M.; Verweij, S.; Tollenaar, N. (WODC, 2025-02-25)
    Dit memorandum bespreekt de methodiek voor het meten van recidive, zoals ontwikkeld en toegepast door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum. Het document is een herziene versie van Memorandum 2011-3, getiteld ‘De WODC-Recidivemonitor’ (Wartna et al., 2011). MP> INHOUD Inleiding Gegevensbronnen recidiveonderzoek WODC Verwerken brondata tot recidivebestand Definities van recidive Toepassing van recidivemehtodiek in WODC-onderzoek
  • Gedragsinzichten bij het instellen van speellimieten - Interventies - Deelrapportage 2

    Dijksterhuis & Van Baaren (Onderzoeks- en adviesbureau Dijksterhuis & Van Baaren, 2025-02-14)
    Sinds de inwerkingtreding van de Wet Kansspelen op afstand (Koa) in 2021 zijn online kansspelen gereguleerd in Nederland. Een belangrijk preventief instrument binnen deze wet is de verplichte instelling van goklimieten (voor speeltijd, storting en tegoed) door consumenten. Desondanks blijken limieten vaak hoog te worden ingesteld, wat problematisch gokgedrag niet effectief voorkomt. Deel 1 van dit onderzoek liet zien dat keuzearchitectuur op goksites consumenten beïnvloedt, vaak in de richting van hogere limieten. In dit tweede deel keken de onderzoekers naar de invloed van de vormgeving van limietenpagina's op goksites op de hoogte van de limieten die consumenten stelden. Dit rapport, het tweede deel van een breder onderzoek, richt zich op de ontwikkeling en evaluatie van interventies die consumenten stimuleren om verantwoordere goklimieten in te stellen. In dit onderzoek ontwikkelde en testten de onderzoekers drie interventies om consumenten te helpen verantwoordere limieten in te stellen. De hoogte van de ingestelde limieten diende hierin als maatstaf voor de effectiviteit van de interventies. De onderzoekers komen met drie aanbevelingen. INHOUD Leeswijzer Achtergrond & aanleiding Interventies Onderzoeksmethoden Resultaten - hoofdanalyses Resultaten - exploratieve analyses Adviezen en aanbevelingen Referenties
  • Terugplaatsing na gedwongen uithuisplaatsing - De mate waarin er tijdens een uithuisplaatsing in het kader van een ondertoezichtstelling gewerkt wordt aan terugplaatsing

    Bruning, M.; Asdonk, S. van der; Smeets, D.; Boven, J. van; Buisman, R.; Lenglet, M.; Alink, L. (Universiteit Leiden, 2025-02-11)
    In dit rapport wordt verslag gedaan van de praktijk van uithuisplaatsing van minderjarigen met een maatregel van ondertoezichtstelling (OTS) en terugplaatsing. Met dit onderzoek is meer zicht gekregen op het proces van uithuisplaatsing van minderjarigen en het werken aan terugplaatsing in het gezin. In dit onderzoek staan vier vragen centraal Hoe is de situatie ten tijde van de uithuisplaatsing? Hoe verlopen uithuisplaatsingen en in hoeverre zijn deze expliciet gericht op terugplaatsing? In hoeverre worden kinderen teruggeplaatst in het gezin? Waarom wel/niet? Welke verbeteringen in het proces van uithuisplaatsing en terugplaatsing zijn mogelijk? INHOUDSOPGAVE Inleiding Gedragswetenschappelijk literatuuronderzoek Juridisch literatuuronderzoek Dossieronderzoek Praktijkonderzoek Discussie en conclusie

View more